Kwintessens
Geschreven door Ruben Vanholme et al
  • 124 keer bekeken
  • minuten leestijd
  • Reacties

30 oktober 2025 Ggo's in strijd tegen honger
In een opiniestuk van 29 juli stelt Stefaan Reel dat ggo's niet nodig zijn om hongersnood te vermijden. We plaatsen enkele kanttekeningen bij zijn betoog.
De bewering dat ggo's nodig zijn om hongersnood te vermijden is in het beste geval een hyperbool, een overdreven grootspraak om de aandacht van toehoorders te trekken en vervolgens te nuanceren. In het slechtste geval is het een bewering die in de mond gelegd wordt van ggo-protagonisten om hen vervolgens onderuit te kunnen halen.
De ggo's waar Reel naar verwijst, zijn landbouwgewassen die door gebruik van moderne veredeltechnieken een extra stukje DNA ingebouwd kregen waardoor ze een bijkomende eigenschap hebben.[1] Concrete voorbeelden van ggo's zijn: (i) papaja’s geteeld in Hawaï die door een klein stukje extra DNA bestand zijn tegen het papajaringvlekvirus; de bomen leveren een aanzienlijk hogere opbrengst en ongehavende vruchten; (ii) ggo-aubergines in Bangladesh die door een nieuw stuk DNA bestand zijn tegen vraatinsecten die de vrucht van binnenuit opeten, waardoor boeren minder insecticiden gebruiken en hun oogst aanzienlijk zien toenemen; (iii) tarwe in Chili die aan de hand van zonnebloem-DNA beter opgewassen is tegen droogte, en (iv) aardappelen in Kenia die door DNA van een wilde aardappelsoort bestand zijn tegen de aardappelplaag. 
_Vechten tegen honger
Reel stelt terecht dat gewapende conflicten vaak tot honger leiden. Voedselschaarste kan een onbedoeld gevolg zijn van oorlog, boeren op de vlucht kunnen nu eenmaal geen akkers bewerken; of kan een perverse militaire strategie zijn, zoals Israël in Gaza en de M23-militie in Goma vandaag bewijzen. Het is een onbetwistbaar feit dat noch GGO's noch het tegenhouden ervan een oplossing kunnen bieden voor deze vormen van uitgelokte honger. 
Ook een feit: dankzij het werk van alle boeren is er vandaag voldoende voedsel aanwezig op aarde. Dat er toch honger is, komt doordat de voedselverdeling mank loopt of omdat armoede de toegang tot voldoende en kwaliteitsvol voedsel belemmert. Concreter: als de oogst door aanhoudende droogte tegenvalt in een regio met kleinschalige boeren waardoor de gemeenschap niet langer zelfvoorzienend is, kan er in een naburige regio een overvloed aan voedsel zijn. Maar met de vaststelling van voldoende voedsel op globaal niveau worden nog geen lokale magen gevuld. Het voedsel moet daadwerkelijk de noodlijdende bevolking bereiken. Wie doet melding van de noden, wie voorziet in transport, wie betaalt de rekening …? Het wegwerken van deze hordes is nobel en verdient respect, maar is helaas niet feilloos. 
_Gewasveredeling
Een bijkomende manier om boeren te helpen, is door het risico op een tegenvallende oogst te verkleinen. Oogsten kunnen bedroevend laag liggen door, onder andere, vraatinsecten, plantenziektes of droogte. Sterkere gewassen bieden hier een deel van de oplossing. Gewasveredeling, dat is het maken van sterkere gewassen, is een continu proces. Boeren en veredelingsbedrijven gaan op zoek naar de meest geschikte gewasvariëteiten, wisselen zaden uit en door kruising en selectie ontstaan nieuwe variëteiten. Klassieke veredeling is een van de manieren om gewassen te verbeteren, maar neemt tijd in beslag en de mogelijke kenmerken zijn beperkt. Moderne veredeltechnieken laten toe om planten sneller te veredelen en bieden bovendien de mogelijkheid om een breder palet aan kenmerken in te brengen. 
De strijd tegen honger gaat over meer dan calorieën alleen. Door eenzijdige voeding kampen sommige mensen met een tekort aan vitamines, mineralen, essentiële vetzuren … Dit heet verborgen honger: een volle maag en toch ondervoed. Dit probleem doet zich met name voor in regio's met beperkte toegang tot verse groenten en fruit, bijvoorbeeld omwille van gebrek aan koelruimtes en beperkte transportmogelijkheden. In deze regio's is het wenselijk om droge voeding met hoge calorische waarde, zoals granen en bonen, te verrijken met essentiële voedingsbestanddelen. Via moderne veredeling werd een hele reeks GGO's ontwikkeld die aan deze wensen voldoet, bijvoorbeeld rijst met verhoogde hoeveelheid folaat (vitamine B9) en met provitamine A, bonen met verhoogde ijzerbeschikbaarheid en oliehoudende gewassen met omega-3 onverzadigde vetzuren. Dit is geen verre toekomstmuziek, er staan concrete gewassen klaar. Enkel een te strenge regelgeving staat het telen van deze gezonde gewassen nu nog in de weg.
_Overlevingslandbouw
Landen uit het Globale Zuiden kiezen zelf voor ggo's. Meer dan 90% van de boeren die vandaag ggo's telen in die landen, doen dat kleinschalig. Ze telen voornamelijk ggo-katoen. Ze blijven dat doen omdat het hun winst oplevert, door meer opbrengst of omdat ze minder pesticiden moeten gebruiken. Wat voor textiel mogelijk is, moet ook kunnen voor voedsel, toch? Bangladesh stelt de insectresistente en patentvrije ggo-aubergine ter beschikking van zijn bevolking. In tegenstelling tot wat Reel beweert, kopen de boeren de zaden niet op krediet. De zaden worden gratis verdeeld en de boeren mogen ze bijhouden voor het volgend seizoen en inkruisen in hun eigen favoriete variëteiten. Het is niet aan het Westen om deze oplossingen op te dringen, net zo min het aan het Westen is om het Globale Zuiden deze middelen te ontzien.
Dit leidt ons naar een gerelateerd punt. Reel verwijst naar overlevingslandbouw, waarbij boerengezinnen voldoende opbrengen voor het eigen gezin en een kleine overproductie verkopen op de markt. Volgens ons moet plattelandsontwikkeling meer zijn dan dergelijke overlevingslandbouw. Boerenfamilies moeten de mogelijkheid krijgen om op hun eigen manier en eigen ritme op te klimmen uit de zware boerenstiel zodat er meer tijd vrijkomt voor onderwijs, innovatie, cultuur en ontspanning. 
_Vijf keer vraag en antwoord
Reel besluit zijn bijdrage met vijf vragen. Door de vragen onbeantwoord te laten, lijkt het wel alsof er daadwerkelijk 'iets' aan de hand is met ggo's. Want waar rook is, is vuur. In dit geval durven we stellen dat de rook afkomstig is van smeulende misinformatie. Om die te smoren, bieden we kort antwoord op de vragen.
1. In welke mate zijn ggo's zoals die vandaag voorliggen überhaupt geschikt voor (sub)tropische omstandigheden […]? Antwoord: in grote mate. Iedere gewasvariëteit heeft een geografische zone waarin de planten floreren. Buiten die zone zullen de planten slechter presteren. Of anders gezegd, de best presterende tarwevariëteit in België zal slecht presteren in Marokko en andersom. Dit heeft te maken met daglengtes, temperaturen, bodemsamenstelling, neerslag, ziektedruk … Net zoals bij variëteiten afkomstig van klassieke veredeling, worden ook ggo's ontwikkeld zodat ze aangepast zijn aan de lokale groeiomstandigheden. De enige ggo geteeld in Europa, Bt-maïs in Spanje en Portugal, werd op basis van diverse lokale variëteiten verkregen.
2. Hoe staat het met de veiligheid van het gebruik door min of meer ongeletterde boeren van hoogperformante herbiciden […]? Antwoord: Ggo's kunnen bijdragen aan de veiligheid van de kleine boer en hun omgeving. Boeren in het Globale Zuiden die insecticiden sproeien doen dit al te vaak zonder enige bescherming, want maskers en beschermkledij kosten geld. Ze brengen zichzelf daarbij ernstig in gevaar. Ggo's die beter bestand zijn tegen insectenvraat leiden tot lager pesticidengebruik, wat de gezondheid van de boeren ten goede komt. Er bestaan ook ggo's die bestand zijn tegen herbiciden, dat zijn onkruidverdelgers, net zoals ook sommige klassieke gewassen bestand zijn tegen herbiciden. Herbiciden en ggo's zijn niet exclusief aan elkaar gelinkt. 
3. Maken de patentregels de zaken niet onrendabel duur? Antwoord: neen. Bepaalde gentechnieken om een ggo te kunnen maken, zijn beschermd met een patent. Als gevolg hiervan moet er normaal gezien een bedrag betaald worden aan de patenthouder om de techniek te mogen gebruiken voor de ontwikkeling van ggo's. Voor humanitaire projecten wordt er door de band een overeenkomst gesloten zodat de technieken kosteloos gebruikt kunnen worden. Patenten zijn bovendien beperkt in levensduur. Na 20 jaar vervallen ze, en nadien mag iedereen vrij gebruik maken van de kennis. Wat ggo's wél duur maakt, zijn de wetenschappelijk gezien vaak onnodige maar wettelijk verplichte veiligheidstesten. Die bedragen lopen op tot in de miljoenen euro's. Ze zijn voor non-profit nagenoeg onmogelijk te betalen en verklaren waarom de meeste ggo's alleen op de markt kunnen worden gebracht door multinationale zadenfirma's.
4. Verplicht het gebruik van zogenaamde 'killer genes' niet elk jaar tot aanschaf van nieuw zaaigoed? Antwoord: neen, er zijn geen gewassen met zogenaamde killer genes op de markt. In het jaar 2000 beslisten de Verenigde Naties om planten met deze technologie te verbieden.
5. Wat indien GGO's 'natuurlijk' kruisen met traditionele variëteiten? Antwoord: net zoals klassieke variëteiten kruisen met traditionele variëteiten, kunnen ook ggo's kruisen met traditionele variëteiten. Ggo's zijn daarin niet bijzonder. Het kruisen kan in sommige gevallen wenselijk zijn, als traditionele variëteiten onder druk komen te staan door ziektes of vraatinsecten kan het inkruisen van resistentie voorkomen dat de traditionele variëteiten verloren gaan.
_Tot slot
Met ggo's zullen we niet alle honger oplossen, maar ze kunnen wel bijdragen aan meer oogstzekerheid, minder naoogstverlies, hogere voedingswaarden en minder pesticiden. Allemaal eigenschappen die passen in een duurzaam landbouwmodel en die boerenfamilies toelaten om zich te wapenen tegen honger en armoede.
Met dit korte antwoord hopen we enkele misverstanden te hebben rechtgezet. Voor een diepgaandere analyse verwijzen we graag naar het boek DNA in de puree van Ruben Vanholme en Dorien Van de Wouwer, uitgegeven bij Borgerhoff & Lamberigts, in de boekhandel vanaf 15 november.
Lieve Gheysen, professor emeritus moleculaire biologie, UGent. Expert onderzoek en onderwijs bij IPBO, een organisatie van het Vlaams Instituut voor Biotechnologie (VIB) met als doel om kennis over plantenbiotechnologie te delen met het Globale Zuiden.
Geert De Jaeger, professor Plantenbiotechnologie, UGent. Als onderzoeker verbonden aan het VIB en meer dan 25 jaar betrokken bij publieke voorlichting van gentechnologie in de landbouw.
Marc Heijde, Program Manager van de IPBO afdeling bij VIB. Docent moleculaire biologie, UGent. Gespecialiseerd in projectontwikkeling en internationale samenwerking met Afrika.
Marc Van Montagu, professor emeritus moleculaire biologie, UGent, mede-ontdekker van de agrobacterie die van nature DNA inbouwt in planten, winnaar World Food Prize (2013) en oprichter van IPBO.
Ruben Vanholme, klimaatactivist, onderzoeker aan VIB-UGent en auteur van DNA in de puree.
_Noot
[1] Recenter wordt er ook gebruik gemaakt van nieuwe gentechnieken (NGT's), zoals CRISPR, om gewassen sterker te maken. NGT's laten toe om heel gericht kleine aanpassingen in het DNA aan te brengen. Sommigen noemen de gewassen die hieruit voortkomen ook ggo's, al is de naam NGT-gewassen hiervoor beter geschikt.
Kwintessens
-
_Ruben Vanholme et al -
Meer van Ruben Vanholme et al

_Recent nieuws

Bekijk alle nieuwe berichten

_Populair nieuws

Bekijk meer populair nieuws