18 mei 2021
Brief van Johan Braeckman aan Hans Van Dyck
Beste Hans
Ik zit wat te bladeren in Charles Darwins boek De reis van de Beagle, en stoot op de volgende zinnen:
'Verscheidene malen toen het schip enkele mijlen van de monding van de Plata was verwijderd, en ook andere keren toen we voor de kust van Patagonië voeren, werden we omgeven door insecten. Op een avond toen we ongeveer vijftien kilometer van de Baai van San Blas waren, zagen we enorme aantallen vlinders, in troepen of zwermen van talloze myriaden, zover het oog reikte. De zeelui riepen "het sneeuwt vlinders", en daar leek het inderdaad op.'
Hij legt vervolgens uit dat het om meerdere soorten ging, maar hij zag vooral veel exemplaren van een soort die gelijkenis vertoonde met de Engelse Colias edusa. Er waren ook enkele nachtvlinders en Hymenoptera, en 'een fraaie Calosoma' kwam op het schip terecht. Ik moest denken aan een lezing van je die ik enkele jaren geleden bijwoonde. Je zei toen dat we er vrij zeker van mogen zijn dat het aantal insecten de voorbije decennia (of de voorbije eeuw of eeuwen?) is afgenomen. Het is niet gemakkelijk om insecten te tellen. Wie er oud genoeg voor is, zoals ikzelf ondertussen, herinnert zich dat we in de zomer de voorruit van de auto na een rit van een paar uur moesten schoonvegen, wegens tientallen botsingen met insecten. Dat is nu niet meer het geval. Maar misschien zijn dergelijke anekdotische getuigenissen niet zoveel waard?
Als ik het me goed herinner, legde je uit dat onderzoekers de hoeveelheid insecten die ze in een bepaalde tijd op een bepaalde plaats in een insectenval vangen, niet tellen maar wegen. Dat gewicht blijkt alarmerend gereduceerd. Ik zag sedertdien hier en daar ook wel verwijzingen naar studies in vaktijdschriften die met harde data de neergang van de insectenpopulaties aantonen. Zo gaf een artikel in Biological Conservation de bevindingen van vijvenzeventig studies weer. Veertig procent van alle insectensoorten zou er slecht aan toe zijn, en een derde is zelfs met uitsterving bedreigd. Het is voor een leek niet eenvoudig om dat goed in te schatten. Allicht is het aantal insectensoorten nog lang niet geteld, waardoor het lastig is om een procentueel getal te kleven op hoeveel soorten er harde tijden ervaren. Maar het gaat mij hier niet om de precieze en exacte gegevens. Wat zeker is: de insectenwereld heeft het hard te verduren.
In de media is daar niet zoveel aandacht voor. Er is ontzettend veel geschreven over uitstervende tijgers, panda's en ijsberen, en dat is natuurlijk niet onterecht. Insecten hebben hun reputatie tegen. In de bijbel werden ze al als een plaag beschreven, en vorig jaar nog kregen meerdere Afrikaanse landen te kampen met tientallen miljoenen sprinkhanen, die de oogsten lieten mislukken. Dat lijkt in strijd te zijn met de cijfers over de daling van het aantal insecten, maar ongetwijfeld schuilt er een fout in die redenering. Net zoals een sneeuwbui eind april ook niet aantoont dat de klimaatopwarming onbestaande is. Ik vermoed dat de meeste mensen bij insecten meteen aan muggen en wespen denken. Misschien ook aan spinnen, het komt op een paar poten meer of minder niet aan. Vervelende beesten, in elk geval. Het zou dus goed kunnen dat velen van mening zijn dat het een zeer goede zaak is dat er steeds minder insecten zijn.
In werkelijkheid is het ongetwijfeld slecht nieuws. Er moeten tal van dieren zijn, van de koolmees tot de miereneter, van kameleons tot vleermuizen, die insecten nodig hebben om te overleven. Als al die soorten onvoldoende voedsel vinden, heeft dat ongetwijfeld een impact op de ecosystemen waarin zij leven, wat dan weer een effect zal hebben op het overkoepelende systeem enzovoort. Naar verluidt zei Leonardo da Vinci reeds dat alles met alles geconnecteerd is. Ik herinner me het beeld dat de Amerikaanse schrijver David Quammen gebruikt in zijn indrukwekkende boek The Song of the Dodo (1996, in het Nederlands gepubliceerd als Het lied van de dodo). Als je een draad uit een gebreid deken trekt, is er niet veel aan de hand. De onderlinge verwevenheid is sterk genoeg om het deken intact te houden. Je kan meerdere draden verwijderen, horizontaal en verticaal. Dat kan een hele tijd goed gaan, maar op een bepaald moment begint je deken te rafelen. Steeds meer draden komen vanzelf los te zitten. Er komen gaten in het deken, en uiteindelijk valt het uiteen. De sterkte van ecosystemen is daarmee vergelijkbaar, schrijft Quammen.
Hans, jij bent een entomoloog, een insectendeskundige. Meer bepaald weet je alles over de vlinders die in onze streken voorkomen. Of moet ik zeggen: steeds minder voorkomen? Ik vrees ervoor. Vlinders vormen wellicht geen uitzondering op de daling van het aantal insecten. Hoeveel zorgen moeten we ons maken? Hoe sterk is het deken al uiteen gerafeld? En waaraan ligt dat? Klimaatopwarming, het gebruik van gifstoffen, te weinig natuurlijke ruimte, gebrek aan waardplanten? Een combinatie van dit alles?
Ik wou niet pessimistisch klinken in deze brief. De mensheid is er tenslotte enorm op vooruitgegaan, niet in het minst de voorbije decennia. De zwartkijkers hebben ongelijk, toch als het gaat over armoede, ziekte, honger, analfabetisme, ongelijkheid, geweld enzovoort. Je zou het misschien niet zeggen als je dagelijks de media volgt, maar we scoren op dit alles beter dan ooit. Ondanks de toename van de wereldbevolking, is er minder armoede dan pakweg in de jaren tachtig van de twintigste eeuw, en veel minder dan vijftig, honderd of tweehonderd jaar geleden. Er is ook minder honger, minder geweld, minder analfabetisme etc. Maar de studies over biodiversiteit gaan de andere richting uit: daarmee is het steeds slechter gesteld. Er zijn wel enkele soorten van de lijst van bedreigde diersoorten geschrapt, zoals de reuzenpanda en de grijze wolf. Dat is goed nieuws, maar slechts een kleine troost ten opzichte van de toename van het aantal soorten dat blijkbaar in vrije val is. Ik zei het al, weinig mensen liggen wakker van de verontrustende studies over de vermindering van het aantal insecten. Anders dan tijgers of bruine beren hebben kevers en sprinkhanen geen hoge aaibaarheidsfactor. (Al zal ik een tijger of beer ook niet gauw aaien.) En mieren en vliegen al helemaal niet.
Ik ben zeer benieuwd naar jouw bedenkingen bij dit alles. Wat me in het bijzonder bezighoudt, al weet ik niet of er een wetenschappelijk verantwoord antwoord op mogelijk is: gaat onze vooruitgang ten koste van de biodiversiteit? En zo ja, hoe moeten we daar dan mee omgaan?
Ik kijk uit naar je reactie.
Hartelijke groeten
Johan
Lees hier het antwoord van Hans Van Dyck op deze brief.
Meer van Johan Braeckman