Tom Buijtendorp
Marc De Bock
Non-fictie
  • 1032 keer bekeken
  • minuten leestijd
  • Reacties

Waardering

10 november 2023 Caesar in de Lage Landen – De Gallische Oorlog langs Rijn en Maas
Gaius Julius Caesar (100 v.Chr.-44 v.Chr.) spreekt na 2000 jaar nog steeds tot de verbeelding. Deze Romeinse politicus, generaal, schrijver, magistraat, daarna dictator en imperator, is één van de beroemdste figuren uit de oudheid. Halverwege de eerste eeuw voor onze tijdrekening voerde hij zijn Gallische Oorlog hoofdzakelijk langs de Rijn en de Maas.
Caesar wordt beschouwd als een geniale veldheer en was een groot voorbeeld voor andere historische kleppers, zoals Napoleon Bonaparte en Karel de Grote. Op de gebruikelijke afbeeldingen wordt hij neergezet als iemand met een heroïsch uiterlijk.
Maar klopt dit allemaal wel? Met zijn nieuwe editie van Caesar in de Lage Landen (origineel gepubliceerd in 2018) tracht de Nederlandse onderzoeker en publicist Tom Buijtendorp ons nieuwe inzichten te verschaffen over Caesar en zijn aanwezigheid in de Lage Landen.
Het woord vooraf, verzorgd door de Nederlandse historicus Jona Lendering, laat er geen twijfel over bestaan: Caesars Gallische Oorlog is hét uitgangspunt in dit boek. Deze oorlog bestond uit een reeks veldtochten van Julius Caesar tegen verschillende Gallische stammen, duurde van 58 v.Chr. tot 50 v.Chr. en resulteerde in een complete Romeinse overwinning waarmee het territorium van de Romeinse Republiek met heel Gallië werd uitgebreid. Volgens Lendering biedt dit boek een basis om de discussie tussen archeologen, historici en classici naar een hoger niveau te tillen.
Met de geschriften van Julius Caesar begint in feite de geschreven geschiedenis van de Lage Landen, zo poneert Buijtendorp in zijn inleiding. Tot voor kort was dat helaas een geschiedenis met vooral lege bladzijden. Want het uitblijven van concrete vondsten versterkte in de twintigste eeuw de twijfel of dit deel van onze historie wel echt bestaan heeft. Inmiddels zijn er naar zijn mening echter nieuwe aanwijzingen opgedoken waaruit moet blijken dat Caesar wel degelijk in onze contreien heeft vertoefd. De auteur beklemtoont dan ook dat hij met dit boek de lezer wil meenemen met Caesars campagnes in het nauwelijks bekende hoge noorden, aan de hand van een reeks nieuwe analyses en ontdekkingen. Maar daarbij is nog veel onduidelijk en doemen nieuwe vragen op, passend bij een fase van archeologisch onderzoek waarin de mist begint op te trekken, voegt hij er voorzichtig aan toe.
Het boek bestaat uit 18 hoofdstukken. In het eerste hoofdstuk start de speurtocht naar Julius Caesar in de Lage Landen bij de bronnen: Caesars eigen oorlogsverslagen maar ook de persoonlijke brieven van  zijn officieren en stafleden, gericht aan de elite in Rome. Commentarii de bello Gallico (Commentaren over de Gallische oorlog) is de volledige titel van het werk waarin de veroveringen van Caesar in Gallië worden beschreven. Deze teksten worden verklaard door het feit dat Julius Caesar, zoals elke Romeinse generaal, verplicht was om ten behoeve van de senaat ambtelijke rapporten over deze veldtochten te schrijven. Het volledige verslag bestaat uit acht boeken - zij het geen boeken zoals wij ze kennen, maar eerder perkament- of waarschijnlijker nog papyrusrollen.
De eerste zeven boeken werden door Caesar zelf opgetekend; het achtste boek werd later toegevoegd door Aulus Hirtius, een van Caesars officieren.  Elk oorlogsjaar is vastgelegd in één boek. Vergeten we evenwel niet dat De Bello Gallico meerdere doelen diende: informatie (Caesars tijdgenoten en het nageslacht inlichten over zijn "roemrijke" daden), propaganda (Caesar wilde op de vooravond van zijn strijd met Pompeius de openbare opinie in zijn voordeel beïnvloeden) en apologie (zijn daden in Gallië goedpraten en zichzelf verdedigen tegenover de senaat en zijn politieke tegenstanders). Dit gegeven stelt vanzelfsprekend het waarheidsgehalte van zijn verhalen op de proef. Opmerkelijk is eveneens dat Caesar De Bello Gallico in de derde persoon schreef. Op die manier plaatste hij zichzelf als schrijver in de rol van “objectieve” waarnemer.
Niettemin acht Buijtendorp deze verslaggeving van Caesar van onschatbare waarde omdat de archeologische vondsten hierdoor een historisch kader krijgen zoals dat maar zelden mogelijk is. Het origineel is verloren gegaan maar gelukkig beschikken we over een middeleeuwse kopie die in de universiteitsbibliotheek van Amsterdam bewaard is gebleven, met dank aan de monniken van de benedictijner abdij van Fleury in Saint-Benoît-sur-Loire bij Orléans. Die wordt ook wel benoemd als de Codex Amstelodamensis 73.
Het tweede hoofdstuk brengt ons oog in oog met Caesar in het Rijkmuseum van Oudheden in Leiden. Daar bevindt zich in de vaste collectie een (vermoedelijk) levensecht gereconstrueerde buste van Julius Caesar, gerealiseerd naar een idee van Buijtendorp zelf en gemaakt middels een 3D-scan van een marmeren portret door Maja d’Hollosy, een Nederlandse archeologe en fysisch antropologe gespecialiseerd in het maken van gezichtsreconstructies. De buste toont een Caesar die veel alledaagser lijkt. Anders dus dan de strenge, krachtige generaal die we kennen van de antieke bustes. Een foto ervan siert trouwens de cover van dit boek.
Na aandacht voor Caesar als eerste geograaf van de Lage Landen en als organisator met een tweeslachtige leidersstijl (hoofdstukken 3 en 4), behandelt Buijtendorp in chronologische volgorde de (denkbare) militaire activiteiten van Caesar en zijn legioenen, beginnend met een uitleg over de strategische corridor die Caesars snelle troepenwegingen door het noorden beter doen snappen (hoofdstuk 5), gevolgd door de eerste inval aan de Aisne nabij het huidige Reims in het voorjaar van 57 v.Chr. (hoofdstuk 6) tot het noordelijk slot van de Gallische Oorlog in 51-50 v.Chr. waarmee Gallië definitief het onderspit moest delven en de Rijn door Rome als natuurlijke grens van het Romeinse Rijk werd beschouwd (hoofdstuk 18). Uit al die verslagen leren we dat het beeld van Caesar als de brijante strateeg en tacticus enigszins dient bijgesteld: hij leed een smadelijke nederlaag tegen de Eburonen van Ambiorix in 54 v.Chr. (hoofdstuk 13) en een tweede pijnlijke nederlaag tegen Vercingetorix in 53 v.Chr. (hoofdstuk 16), beide te wijten aan inschattingsfouten.
Een nawoord, een bijlage over de Caesarcode en de echte bevolkingscijfers, een groot aantal noten, een illustratieverantwoording, een literatuurlijst en een dankwoord vervolledigen het boek. Helaas ontbreekt een alfabetisch personenregister maar het boek wordt wel opgesmukt met kaartjes en tekeningen en een mooi fotokatern.
Caesar in de Lage Landen is ongetwijfeld een interessant en boeiend relaas maar zal bij de aandachtige lezer toch wel enige vragen doen rijzen. Vooreerst zorgt de titel van het boek voor begripsverwarring want Buijtendorp blijkt op pagina 10 onder de Lage Landen “het zuidelijk deel van de Benelux en aangrenzende stukken in Noord-Frankrijk en het westen van Duitsland” te verstaan. Maar horen al deze gebieden tot wat wij vandaag als de Lage Landen begrijpen? Toch gaat een fors deel van het boek (hoofdstukken 6 t/m 8 en 11 t/m 18, alles bij elkaar 200 bladzijden van de 340) over veldslagen die in het uiterste zuiden van België en Noord-Frankrijk plaatsvonden.
Feitelijk beperkt de titel van het boek zich tot hoofdstuk 9 van pagina 163 t/m 180, oftewel slechts 17 pagina’s. Daarin gaat het over een slachtpartij die zich in 55 v.Chr. in het Noord-Brabantse Kessel zou hebben voorgedaan. Daar dreef Caesar naar eigen zeggen 430.000 (!) Germanen de Maas in, waarbij hij vrouwen en kinderen niet ontzag. Deze en andere oorlogsgruwelen (zoals de quasi totale uitroeiing van de Nerviërs, de Eburonen en de Atuatuken) presenteren Caesar als een massamoordenaar en dragen ertoe bij dat zijn ganse noordelijke campagne als de eerste gedocumenteerde genocide uit de Noord-Europese geschiedenis wordt bestempeld. Ook de handen laten afhakken van overwonnen opstandelingen, zijn grootschalige slavernij en de enorme goudroof waarmee hij uit de Gallische oorlog terugkeerde, vormt een dikke schandvlek op het blazoen van de meedogenloze agressor.
Erg problematisch in dit boek zijn de archeologische bewijzen die moeten aantonen dat Caesar op bepaalde locaties slag zou hebben geleverd. De gevonden schoenspijkers, slingerkogels en munten zijn verplaatsbare relicten en kunnen uit elke tijd dateren. Ook van gebouwen en legerplaatsen bestaat er bitter weinig bewijsmateriaal. Veel C-14 dateringen van houtskool en organisch materiaal (42 botten) en palissaden vertonen een marge van wel 2 eeuwen (tussen 250 en 50 v.Chr.). Het zijn marges die Buijtendorp zelf aangeeft (pagina 206). En aldus worden in het boek talrijke andere “bewijzen” aangehaald die niet dadelijk uit de tijd van Caesar afkomstig blijken te zijn.
Het eigen woordgebruik duidt eveneens op de zwakte van de vertelling. Er worden overvloedig woorden gebezigd zoals “waarschijnlijk”, “wellicht”, “vermoedelijk”, “mogelijk”, alsook “zou” (kunnen of zijn), “kan” en “lijkt/lijken”. Hier en daar stelt hij zelfs dat er nog zoveel “onzeker” en “hypothetisch” is.
Misschien is Buijtendorp zich van een en ander bewust want in zijn nawoord drukt hij de hoop uit dat zijn overzicht een extra impuls zal geven voor een sterker doorgedreven onderzoek waarin onder meer de gelanceerde veronderstellingen over de ligging van slagvelden en kampen kunnen getoetst worden. Zodat we in de toekomst nog veel meer te weten kunnen komen over Gaius Julius Caesar en zijn Gallische Oorlog langs Rijn en Maas…

Marc De Bock
Tom Buijtendorp
Marc De Bock
Non-fictie
-
_Marc De Bock - Recensent
Meer van Marc De Bock

_Van zelfde auteur

_Nieuwste recensies

Bekijk alle nieuwe recensies