24 juni 2024
Kunst en humanisme 1: Kunst en protest
Met twee zinnen van achtereenvolgens Charles Baudelaire en Albert Camus in het achterhoofd “Le beau est toujours bizarre” - het mooie is altijd bizar - en “L'homme ne pense qu'en images” - de mens denkt slechts in beelden - begon ik aan deze beschouwingen over, de door Willem Elias en Jan Van den Brande samengestelde, kleine leergang omtrent het denkbare kritische potentieel van de kunsten, het vrije denken en het adogmatische humanisme in ronduit bevreemdende tijden. Een ietwat beklemmend tijdscharnier waarin een plenum deskundigen met graagte de zijlijnen van hun specialisme opzoeken. Een kantlijn waarlangs ze menen onbevangen te kunnen nadenken over de materie in kwestie.
Ik weet niet hoe goed jullie daarin zijn, maar als een welopgevoede en scherpzinnige batterij deskundigen zich via hun belezenheid en tot volle wasdom gekomen inzichten netjes aan mij voorstelt, dan weet ik daarna niet zo onmiddellijk meer wie nu de meest voortschrijdende argumentatie hanteert. Het lijkt wel alsof Daniel Biltereyst, Tom De Mette, David Gullentops, Matthias Heyman, Ronald Soetaert, Johan Swinnen, Jaak Van Schoor, Jan Van Landeghem, Willem Elias en Jan Van den Brande, zich vanuit hun eigen levenspraktijk en denkkader - binnen hun eigenste artistieke communicatiekanaal, allemaal meesterlijk bewust zijn van de dwingende importantie van welk engagement dan ook, maar dat kan natuurlijk puur toeval zijn.
Afijn. De hier door de vrienden Willem en Jan aan elkaar gekoppelde kornuiten laten zich graag lezen als voorzeggers van het adogmatische en de vrijheid. Sommigen evoceren en provoceren, meer dan ze analyseren. De vraag is hoe fel hun inzichtelijk licht onbeteugeld zal kunnen blijven schijnen als de vrijheid van meningsuiting in de kunst- en cultuurwereld werkelijk op de klippen dreigt te lopen? Wanneer de meest reactionaire krachten binnen het bestel het daadwerkelijk voor het zeggen krijgen met betrekking tot hun en onze veronderstelde (als verworven recht bestempelde) artistieke vrijheid. Kan alles en mag alles dan nog steeds? En wat dan met politiek lange tenen en al dan niet geschonden (niet zelden zelfbenoemde) fatsoensnormen? Zijn hun nobele idealen en hun onkreukbaar gedachtengoed, dat het fundament van hun kunstzinnige redeneringen vormt, opgewassen tegen dat soort spinnijdige provocaties uit naam van allerlei nieuwsoortige barbaren?
Deze bedenkingen kunnen een ietsje overdreven lijken, maar iedereen die regelmatig televisie kijkt, kranten leest, musea en bibliotheken bezoekt, op internet surft en de laatste jaren niet moederziel alleen op de rode planeet Mars verbleef, weet wellicht waar ik het over heb. Toch?
Al bij al echter, twijfel ik er geenszins aan dat “het doen, het laten en de vrij – zinnige motivatie” van deze batterij domeindeskundige vrienden en één vreemde eend in de bijt, zoals Willem Elias ze in zijn Woord vooraf met graagte omschrijft, ook in de toekomst een gerieflijke inspiratiebron zou kunnen zijn voor een volgende generatie welwillende van god en meester losse burger - verkondigers van het meest Vrije Woord…
Laat ons hopen dat hun geschriften rond beeldende kunsten, fotografie, film, literatuur, strip, klassieke muziek, jazz en gebeurlijke Mei achtenzestiger - voetnoten, zich binnen afzienbare tijd ontpoppen tot extra peperig koren op hun aanhoudend zwaarbeladen molen.
De tien auteurs behandelden het thema Kunst en Protest inderdaad vanuit een eigen invalshoek, en om jullie een idee te geven hoe, citeer ik dan ook met alle plezier enkele betekenisvolle tekstuele zinsnedes die naar mijn aanvoelen welbepaalde gangbare denkbeelden en ook onze eigen categorische waarnemings- en betekeniskaders mogelijkerwijs in vraag kunnen stellen. Hier gaan we dan:
- De terug brave burger heeft het voor het zeggen. Opspraak moet vermeden worden. Iets ‘ongepast’ noemen, is opnieuw gepast. Leve het conformisme! Tenzij het kunst is, ‘maar is het kunst?’ is een vraag die opnieuw gesteld wordt (Willem Elias, Woord vooraf, pagina 8)
- Kunst is geen kunst als het niet eerst werd geleden, dan versleten en tenslotte beleden. Dat klinkt als een dogma. Zo is het niet bedoeld. Het is een propositie. Het is een als antwoord verpakte vraag geformuleerd door een filosoof (Tom De Mette, Het vallen van een naald, pagina 24)
- Zo zal de timmerman verstrikt blijven in een mechanistisch wereldbeeld of zal de veerman mislukken wanneer hij als een bezetene zijn ideaal aan de andere oever probeert te bereiken. Naast wil en overgave vormen geduld, inzicht en afzondering de pijlers van de ontvoogding. Zo bijvoorbeeld de koordenvlechters die de toekomst vlechten door middel van koorden, en de smid die geduldig en gestaag de nieuwe ideeën smeedt, zonder zich al te snel in te laten met de sociale opstanden die voor zijn deur woeden, omdat hij het juiste ogenblik afwacht om bij te dragen tot de ‘universele harmonie’ (David Gullentops, Verhuld protest bij Verhaeren, pagina 37)
- (…) het is niet omdat Coltrane kwaad klonk (luister bijvoortbeeld naar zijn ‘Leo’ uit 1967), dat hij het effectief was. Pretenderen dat hij hiermee zijn verbolgenheid uitte over het gebrek aan vrijheid in de samenleving is louter een aanname. Free jazz is zeker niet dé protestmuziek bij uitstek, al wordt deze stijl vaak als dusdanig gerepresenteerd (Matthias Heyman, We Insist! – Jazz en protest, pagina 44)
- Roland Minnaert (°1939) geeft als humanistisch fotograaf vanaf de stoute jaren 1960 tot heden, visueel zo treffend uitdrukking aan het groeiende zelfbewustzijn van zijn tijdgenoten. Zijn camera is tot vandaag ooggetuige van een zoektocht naar een nieuwe, vrijere maatschappij. Hij heeft de gave om precies te fotograferen waarnaar hij op zoek is, maar zo nodig zet hij de werkelijkheid naar zijn hand en regiseert hij de scène ter plekke vol dramatiek (Johan Swinnen, Fotografie op de barricaden, pagina 54)
- Zoals dat met vele vormen van kunst is gebeurd, is ook het theater heel dikwijls door kerk en staat, door ideologieën, enz. voor eigen doeleinden gebruikt, maar uit die confrontatie heeft het medium zelf steeds als medium overleefd. Harlekijn heeft steeds het laatste woord (Jaak Van Schoor, Theater en protest, pagina 80)
- (…) ‘Tussen haakjes: alleen jouw voetnoten lezen is een plezier omdat daar de geestigheden en tegenspraken verborgen zitten. In de voetnoten kraakt het essay (Ronald Soetaert, Nawoord Voetnoten bij mei ’68, pagina 83)
Tot slot nog dit. “Veracht den burgerman, doch ledig zijne kruiken” is een zin uit het gedicht: Vademecum voor den Dichter uit 1929, van Richard Minne, en verwoordt de trots van de werkers en de intellectuelen die zich toentertijd geestelijk niet lieten ringeloren door dé mensen met hét geld, maar verhoopten uitsluitend vanuit hun eigen autonomie met én voor deze laatstgenoemde geldbezitters te kunnen arbeiden.
Ook vandaag is de burger andermaal wat ongehoorzamer, maar tegelijkertijd neemt ook het onbegrip voor dit soort ongehoorzaamheid toe. Lees dit boeiende boekje (van net geen honderd bladzijden) dan misschien best als een weldoorploegd pleidooi voor een herwaardering van die ongehoorzaamheid van weleer.
Edoch, alles kan beter, dus waarom bij een volgende gelegenheid de spade nog niet wat dieper steken, al was het maar om voor eens en altijd de onderduimse krachten te ontmaskeren van bijvoorbeeld de groeiende bent academisch gecertificeerde hoofdarbeiders die onze universiteiten en academies steevast trachten te degraderen tot een soortement orthodox spiritueel ‘wakker, ontwaakt en bij de tijdse’ machtscentrum slash rentmeestersstaat.
Van dat soort brahmanen, verlos ons Heer van de Vliegen. Want in het spartaanse ‘Bachten de Kupe meets La La Wonderland’ van al te rechtlijnige honingraat dat zij voor ons in petto hebben zie ik mijn al dan niet kunstminnende kleinkinderen liever niet terechtkomen. Leve de Geus!
Benny Madalijns
Meer van Benny Madalijns
Benny Madalijns