Hans Dütting
Benny Madalijns
Non-fictie
  • 574 keer bekeken
  • minuten leestijd
  • Reacties

Waardering

21 augustus 2024 Jan Cremer. Portret van een legende.
Naar eigen zeggen hield Jan Cremer (Enschede, 20 april 1940 – Amsterdam, 19 juni 2024) van boeken in een klare taal. Ik las ooit, ergens in een interview dat hij David Van Reybroucks Congo grandioos vond en dat hij ook De Bourgondiërs van Bart Van Loo zeer zeker kon pruimen. Zelf gebruikte hij, weerom naar eigen zeggen, nooit moeilijke woorden. Hij las immers zelf niet graag boeken met moeilijke woorden, hij wou kunnen doorlezen, hij wou niet dat de schrijvers hem deden voelen dat hij iets niet begreep, vandaar. Weet je wel.
Zijn eerste roman Ik, Jan Cremer verscheen in 1964 en was een soort autobiografie, een moderne schelmenroman over het ronduit woelige leven van Cremer zelf. Vlak daarop vertrok hij naar New York, waar hij de juiste man op het juiste moment was: al snel werd hij opgenomen in de culturele incrowd met alle jonge kunstenaars, popsterren, acteurs en regisseurs van dat moment. In 1966 kwam Ik Jan Cremer Tweede Boek uit en bleek eveneens een groot succes.
Ik, Jan Cremer verscheen niet zomaar, want de 24-jarige Janneman stond erop zelf het omslag te ontwerpen. Hij plaatste een foto van zichzelf op de cover, in jeans met een mariniers pet en goggles op zijn hoofd, op een Harley Davidson en verzon de veelbetekenende slogan: De onverbiddelijke BESTSELLER. Voor Cremer was publiciteit een boeiende hobby.
Nooit eerder werd een boek zo bedachtzaam in de markt gezet, en het imago van een schrijver zo zorgvuldig gepresenteerd. Hij kijkt je van op zijn Harley recht aan alsof je op ieder moment door hem omvergereden kan worden. Cremer was een meester in het genereren van gratis publiciteit en het verkoopsucces was niet te stuiten. Tientallen drukken volgden met steeds diezelfde voorkant. In 1964 werden er al meer dan 100.000 exemplaren verkocht en kreeg hij het eerste gouden boek uitgereikt door Geertjan Lubberhuizen van uitgeverij De Bezige Bij.
Het Rijksmuseum in Amsterdam zou later het originele omslagontwerp kopen omdat het museum het als een van de meest karakteristieke beelden van die periode beschouwt, een waar icoon uit de Nederlandse cultuurgeschiedenis. Vorm en inhoud, allebei even expliciet, joegen een supersonische schokgolf door het literaire wereldje. Het boek werd sinsdien wereldwijd vertaald en haalde doorheen de jaren een miljoenenoplage.
Weerom naar eigen zeggen was dat ongekende succes te danken aan de taal waarin de boeken geschreven waren. De taal van de fabriekskantine, de taal van de straat, de taal van de gewone mensen zeg maar. Niks stillering, pure intuïtie. Flessenpost als het ware, toevallig verzonden vanaf Ibiza, een toen nog vrij onbewoond eiland. Hij was er in 1961, zoals altijd en overal, per toeval beland. Had er een schrijfmachine gehuurd en begon er zijn nog jonge, maar al volle leven op te schrijven. In 1967 kreeg hij de Amsterdamse Prozaprijs en de rest is geschiedenis.
De Nederlands auteur en vertaler Hans Dütting houdt zich al sinds 1960 bezig met het leven en werk van Jan Cremer. In zijn rijk gedocumenteerde boek Jan Cremer: portret van een legende legt hij de wortels van Jan Cremers kunstenaars- en schrijverschap bloot. Van ondervoede oorlogswees tot gevierd kunstenaar en bestsellerschrijver zeg maar. Of om het met zijn vriend wijlen Gerard Reve te zeggen: Jan Cremer is niet onopgemerkt gebleven.
Voor Cremers levensverhaal stelde Dütting inderdaad een intrigerende (chronologische) collage samen met pakken biografisch materiaal, veelal opzienbarende citaten uit kranten en tijdschriften, merkwaardige interviewfragmenten, velerlei meningen over Jan, de reclameschilder, de fabrieksarbeider, de beroepsmilitair, de kermisklant, theaterfigurant, boerenknecht, nachtportier, matroos op de wilde vaart, schrijver en schilder en veel tot de verbeelding sprekend fotomateriaal.
Het moet gezegd, het boek leest als een pakkend én pikant jongensboek.
Niet onlogisch. Zijn nomadische vrijheidsdrang voerde hem van zijn geboortestad Enschede naar Amsterdam, Parijs, Ibiza, New York, Cape Cod, zijn moederland Hongarije en wie weet waar nog. Al dan niet exotische plekken waar de schrijvende schelm slash schilderende nozem kwistig met laarsjes en zweepjes sloeg, de hele boel belazerde en met zowat iedereen de lakens deelde. Een fenomeen was geboren. De enen erkenden in hem een groot avonturier, een geniaal schilder en voor alles een krachtpatser. Anderen zagen in hem eerder een zelfgenoegzame, niets ontziende en bovenal sexueel geobsedeerde leegloper.
Ik, Jan Cremer betekende in die dagen voor heel wat Nederlandse critici dan ook een nooit eerder gekende aanslag op het burgerlijk fatsoen. De goegemeente spuwde hem uit, want hij was de baarlijke duivel, de vleesgeworden antichrist. Maar er waren ook onvoorwaardelijke bewonderaars die hem ondermeer prezen voor zijn moderne collagetechniek, de typisch Cremeriaanse verhaalversnellingen en onderbrekingen.
Op 9 maart 1964 stuurde ‘Meneer’ Willem Frederik Hermans Cremer zijn boek Mandarijnen op zwavelzuur met de opdracht ‘Ik Jan Cremer, is het eerste boek sinds onheugelijke tijden dat ik binnen 24 uur heb uitgelezen, W.F. Hermans.’ (pagina 141)
In een essay steekt hij nadien zelfs de loftrompet over diens stijl: Cremer vergist zich nooit in zijn beeldspraak. Hij trekt meedogenloze, maar juiste conclusies. Hij heeft een fotografisch opmerkingsvermogen en wat hij waarneemt rangschikt hij in prikkelende zinnen, schrijft hij. Bovendien ontgaat het Hermans niet dat Ik, Jan Cremer een bandeloze ontploffing tussen autobiografie en mythomanie is. Kan tellen als publiciteit, niet? Op de steun van Hermans, Gerard Reve, Simon Vinkenoog en Remco Campert zou hij altijd kunnen rekenen. Zij gunden hem zijn succes.
Enfin. Dit documentaire boek (van méér dan vijfhondervijfenvijtig bladzijden) is een ontroerend en boeiend naslagwerk waarin je eindeloos kan puzzelen totdat je zoiets als een min of meer waarachtig beeld meent op te vangen van een van de grootste iconen van de jaren zestig: Jan Cremer, een kwajongen die meer dan 12 miljoen boeken verkocht over de hele wereld.
De kunstenaar met de forse uitspraken: Rembrandt, wie is dat? Ik heb geen verstand van sport! en Ik sodemieter verf op een doek, ik druip, ik spat, ik sla, ik schop, ik vecht met verf. Soms win ik. De achterbuurtjongen die ‘het deed’ met onder meer filmster Jayne Mansfield, en met Velvet Underground-zangeres Nico en met de genadeloze vrouw uit zijn dromen, de Magic Nana.
Het woeste beest dat met schitterend en wild schilderwerk zijn onmiskenbare talent liet spreken en voor zijn barbaristische kunstwerk La guerre Japonaise in 1959 het destijds astronomische bedrag van één miljoen gulden (€ 440.000) durfde te vragen. Een bedrag dat in die tijd insloeg als een splinterbom.
De nietsnut die jarenlang in het legendarische ‘Chelsea Hotel’ in New York woonde en daar ook zijn schildersatelier had en waar hij tussendoor het soft porno en tietenboek Made in the USA schrijft.
De rebel die qua imago gelijk stond aan de toen even rebelse en als smerig bekend staande Rolling Stones. Die, nogmaals naar eigen zeggen, constant werd nagekeken, uitgescholden en geweigerd in restaurants.
De sensatie van toen, die plotsklaps wereldberoemd werd op zijn vierentwintigste, de legende van nu.

Een aanrader! Smakelijk lezen!

Benny Madalijns
Hans Dütting
Benny Madalijns
Non-fictie
Madalijns is van opleiding Leraar Beeldende Kunsten en doctor in de Archeologie & Kunstwetenschappen. Hij is schrijver van amper te publiceren verhalen over denken & doen, zoals het boek 'Ondanks alles / Malgré tout' (ASP). En schilder & collagist van zo maar wat bedenkingen van geest & gemoed. (Foto: Jean Cosyn - VUB)
_Benny Madalijns -
Meer van Benny Madalijns

_Van zelfde auteur

_Nieuwste recensies

Bekijk alle nieuwe recensies