Ton van Reen
Eddy Bonte
fictie
  • 96 keer bekeken
  • minuten leestijd
  • Reacties

Waardering

8 juni 2025 Geen oorlog
Deze anti-oorlogsroman uit 1966, is opgedragen: “Voor Leo die niet soldaat wil worden”. De titel ‘Geen oorlog’, slaat op de oorlog zelf, het leger en de anonieme grootstad, een indeling die overeenkomt met drie levensfasen van het hoofdpersonage: het kind tijdens WOII, de dienstplichtige in 1960 en de zinzoekende jongeman in 1965. Uitgever De Galge noemde deze debuutroman uit 1966 terecht een aanklacht en een getuigenis, een poëtische dan nog wel.
Het interessante aan deze korte roman bestaat hierin dat de drie fasen uit het leven van Jarde, de hoofdpersoon, niet chronologisch, maar afwisselend worden gepresenteerd. Eerst denk je: “dit wordt puzzelen” en “de schrijver geeft alles weg”, maar het tegendeel is het geval: de protagonist getuigt van een innerlijke consistentie, alsof hij psychologisch niet echt verandert. Dat laat zich makkelijk verklaren: wat Jarde ook overkomt, het blijft oorlog. Net als een oorlog, overkomt het leven hem en dat gevoel sluit perfect aan bij het onbehagen, de doelloosheid en de vervreemding die eigen is aan de naoorlogse jaren 1950-1960, ook wel ‘het absurde’ genoemd.
Oorlog 1: Joods kind
Het begin van dit levensverhaal werkt verwarrend en trekt zo de aandacht. Toch begrijpt de lezer vrij snel dat het kind in kwestie Joods is. We bevinden ons in de eerste fase, 1940-45, de echte oorlog. De moeder gaat op transport, de vader is al opgepakt. In feite, is hij dan al een wees. De moeder komt niet terug, de vader wel. Hij is gek geworden en de zoon heeft niets aan hem. De vader sterft, maar dat maakt voor het achtergebleven kind weinig meer uit. De eerste oorlog in zijn leven heet antisemitisme. De kapelaan en zijn vreemde vriendje Gabriël, stellen de weinige lichtpunten voor.
Oorlog 2: de dienstplichtige
Tijdens zijn dienstplicht, maakt Jarde kennis met het militarisme, de hiërarchie, de onverbiddelijkheid, de onmenselijkheid, de uitschakeling van het individu. Met de sergeant ook, de tierende bullebak die strenger optreedt dan de generaal en zo illustreert waarom een legioen marcheert op bevel en enkel stopt op bevel. Het leger staat voor alles wat Jarde tot wees maakte. Hij wil geen officier worden, maar het moet. Hij neemt wraak door de discipline en de privileges van rang en orde in de wind te slaan. Hij wordt, tot zijn jolijt, gedegradeerd. Gedegradeerd tot mens, zou je kunnen zeggen.
Oorlog 3: intermenselijk debacle
Wanneer het ware leven dan toch begint, trekt Jarde naar de grote stad. Daar heerst wel geen oorlog, daar is het leger misschien niet de baas, maar de verhouding tussen mensen is er onecht, vaag, achterdochtig, misleidend, conflictueus. Het eerste meisje dat lief doet, blijkt een hoertje te zijn [“de liefde in formules vastgelegd”, p. 45]. Met Eliane lijkt het tot een verhouding te komen. De liefde is echt, maar hoe ver, hoe diep kan het vertrouwen reiken in een wereld waar anonieme individuen continu in oorlog met elkaar blijken te zijn? Met de massa aan een schapenkudde gelijk.
Aan een oorlog gelijk.
“Niets komt uit”, luidt het verdict [pp. 70-71].
De kalender staat op 1965, maar de maatschappelijke veranderingen uit die tijd – nozems, de start van Provo, popmuziek – lijken aan hem voorbij te gaan. Jarde komt uit het katholieke zuiden van Nederland, uit een klein, reactionair nest. 
Gabriël met de Vleugels
Jarde is niet echt kwaad op het leven, evenmin rancuneus. Dat blijkt ook uit de toon, die nooit militant wordt. Een enkele keer, wordt Jarde kwaad, bijvoorbeeld op de kolonisatoren die worden bedacht met monumenten en standbeelden. De getuigenis wint het evenwel van de aanklacht, die veeleer voortvloeit uit de observatie, de feitelijkheid. Het leven is anderzijds geen pretje, zeker de kindertijd is niet bepaald gevuld met rozengeur en maneschijn. En toch: Jarde heeft een vriend, Gabriël met de Vleugels, een fantast, een ziener ook, die het leven op een poëtisch niveau tilt en daardoor de feitelijkheid overstijgt en verdrijft. Tijdelijk. Gelukkig bestaan ook dromen, “een beetje kortsluiting maken met de werkelijkheid” [p. 118]
Tussen die twee gevoelens en houdingen, wat is enerzijds, en wat beter niet was voorgevallen anderzijds, verloopt deze levensschets.
Oorlogje spelen
Deze korte roman, goed 150 pagina’s op het kleine formaat eigen aan De Galge [8x16 cm.], eindigt voor de lezer even verwarrend als hij begon, met een vierde oorlog, de oorlog als kinderspelletje, een oorlog waar Jarde aan meedoet. Het verhaal loopt inderdaad ten einde met een scène uit zijn kindertijd, waarin alles samenkomt: Jarde en zijn vriendje, de fantast Gabriël, spelen oorlogje tijdens de echte oorlog. Zo breidt de oorlog zich uit tot allen. Je zou kunnen zeggen: ze hebben vrijwillig dienst genomen. De vijand is denkbeeldig, dus potentieel iedereen die men als zodanig wil benoemen, zoals de brave burger die zijn Joodse buur aangeeft. Net als in de grote stad, blijkt ook hier de omgeving vijandig gezind te zijn. Het gefantaseerde geweervuur van Jade en Gabriël slaat over op een maaimachine, “een maaimachine die achter een trekker over de weg rolt en dood en verderf zaait met denkbeeldige kogels en de haat in mij doet opstaan”.
Zo eindigt “Geen oorlog”. 

Ja, “Sprookjes doen pijn” [p. 81]

Eddy Bonte
Naschrift
Na deze eerste roman ui 1966, groeide de Nederlander Ton van Reen uit tot een succesrijk schrijver, dichter en journalist, die tientallen publicaties op zijn naam heeft staan. De figuur Jarde blijkt achteraf bekeken geen toevallige keuze te zijn. Afkomstig uit het katholieke Nederlands Limburg, schrijft Van Leen de enge mentaliteit van zijn geboortestreek van zich af, zoals Wolkers en ’t Hart hebben gedaan voor een sectair type protestantisme. Hij illustreert zijn afkomst met spreuken die toen gangbaar waren, zoals “Blijft allen in uw soort, zoals de vissen bij de vissen en de vogels bij de vogels” [p. 23] en “Houdt de vreemde bijen buiten de korf” [p.149]. Als schrijver, is Van Reen een fijn observator, bijvoorbeeld van de leefwereld van oude mannen, “overgebleven van de jongens-onder-mekaar van vroeger en nu nergens meer bij horend” [p. 57]. Of van de mensen met een “veel te kleine ziel”: “Die moeten de pijn van hun leven konserveren in de uitdrukking van hun gezicht” [p. 92].
De veelvuldige beeldspraak verraadt dan al de dichter in hem: “de zon die loom van zijn eigen warmte de dag moe werd, was zich boven hem binnenstebuiten aan het keren” [p. 122]
Meer informatie: https://tonvanreen.nl/
Deze recensie verscheen ook in De Groene Belg nr. 2936 Onafhankelijk e-zine – 17de jaargang 17/5/2025  [email protected]
Ton van Reen
Eddy Bonte
fictie
Eddy Bonte is publicist en radiomaker, gewezen freelancer voor De Morgen en Knack. (Foto © Lut Conings)
_Eddy Bonte -
Meer van Eddy Bonte

_Nieuwste recensies

Bekijk alle nieuwe recensies