29 augustus 2019
Doordenken over dooddoeners
Twee Vlaamse filosofen, een jonge oudere en een oude jongere, hebben zich samen, maar wél afzonderlijk, gebogen over hét filosofie-instrument bij uitstek, namelijk taal.
We gebruiken taal de hele tijd, meestal zonder na te denken, wanneer we van ’s morgens tot ’s avonds boodschappen trachten vorm te geven - zowel gesproken als geschreven. Hiervoor hanteren we meestal een soort standaardtaal die beroep doet op een doorgaans standaardvocabularium. Daarin vinden we heldere en juiste begrippen waarvan de inhoud en de bedoeling onmiddellijk duidelijk is. Maar ook uitspraken die dat niet zijn, komen (veel) voor. Hiertoe behoren de stoplappen en dooddoeners.
Op het eerste gezicht lijkt dit niet zo speciaal, iedereen gebruikt ze immers. Maar wanneer onze filosofen er een beetje dieper op ingaan, blijkt dat het allemaal toch niet zo eenvoudig is. Achter ogenschijnlijk banale alledaagse uitdrukkingen (dooddoeners) blijkt dikwijls méér te zitten dan we zouden vermoeden. Onze filosofen gaan op zoek naar wat er allemaal achter kan zitten - zowel bij diegene die de dooddoener ‘produceert’ als degene die ze willens nillens moet aanhoren.
In dit erg leesbaar boekje onderwerpen de auteurs een honderdtal van dergelijke uitdrukkingen aan een taalkundige, logische en filosofische analyse. Ze komen tot soms verrassende bevindingen.
In korte, kleine ‘cursiefjes’ worden alledaagse gezegden doorgelicht en becommentarieerd. Voorbeelden hiervan zijn: ‘Alles is relatief’, ‘Allez kom, ik zeg maar wat’, ‘Het komt allemaal wel goed’, ‘Tijd brengt raad’, ‘Meer dan je best kun je niet doen’. Of ‘We zullen wel zien’, ‘Uiteindelijk gaat iedereen dood’, ‘Wie gelooft die mensen nog?’, ‘Zijn we daar wel klaar voor?’,…. Kortom: allemaal gezegden, vergelijkbaar met “stoplappen”, die meermaals per dag uit de mond vloeien van zowel jan-met-de-pet als uit de mond van intellectueel gevormden (of wat daarvoor moet doorgaan).
Het boekje is gemakkelijk leesbaar, verrassend en ook verhelderend. Je moet het niet direct zien als diepgravende vakliteratuur, maar het is best wel te pruimen als vakantielectuur, en het is bovendien leuk. Ideaal om nu en dan ter hand te nemen en om even bij stil te staan en eventueel een bedenking te maken in de stijl van de behandelde dooddoeners zelf: ‘Ge moet er maar aan denken’!
Dirk De Schrijver
De reeks van 104 behandelde dooddoeners wordt afgesloten met een lijstje van niet-behandelde - de dooddoeners dus ‘die het niet gehaald hebben’. Daar kunnen we dan zélf iets bij bedenken. Ze komen immers veelvuldig voor in ons eigen dagelijkse taalgebruik. In het gezin, met de collega’s, in de sportclub,… gebruiken we regelmatig contextgebonden dooddoeners. Niets belet ons om een voorbeeld te nemen aan de auteurs van dit boekje, en eens stil te staan bij wat wij zoal aan dooddoeners produceren. We komen misschien nog voor verrassingen te staan.
Meer van Dirk De Schrijver