20 oktober 2025
Het menselijk tekort
We zien in de wereld eerder de ‘survival of the sukkels’ dan de ‘survival of the fittest’, maar al die onvolmaaktheid is juist de charme van de mens. Dat wil Dekkers aantonen en hij doet dat op een onnavolgbare manier.
Kortom: dit boek heb ik zeer graag gelezen, niet alleen om Dekkers filosofie te ontdekken, maar evenzeer vanwege de wetenschappelijke uiteenzettingen.
Hij vertrekt in hoofdstuk 1 van de gedachte: wat is volmaaktheid? In de katholieke lagere school leerde hij dat al wat volmaakt is, een god is. Andermans god maakt misschien fouten, maar niet de onze. Zie naar Zijn schepping: de natuur.
Dekkers citeert kerkgeleerden zoals Augustinus, schrijvers, godgeleerden, Darwin vanzelfsprekend, hoe hij zelf als kind naar volmaaktheid streefde, dat Lodewijk XIV een god in ’t diepst van zijn gedachten was, en vele anderen om dan telkens te bewijzen dat geen van allen de volmaaktheid van gelijk welk levend wezen kon of kan aantonen.
Hoofdstuk 2 draagt als titel: De erfzonde. Daarin bespreekt hij o.a. het mythologische verhaal van de schepping van Adam en Eva, dat al honderd keer afgebeeld werd en ook op de kaft prijkt. Hij wijst ons op een leuk detail: waarom hebben die eerste mensen een navel?!
Hij besteedt een paar bladzijden aan het leven van mieren: de mier alleen heeft niet veel verstand, maar laat ze in groep opereren en ze bouwen huizen als kastelen.
In het algemeen zijn in dit boek de belangrijkste onderwerpen: het menselijke gedrag dat onderworpen is aan biologische wetten, de vergankelijkheid en de spanning tussen verlangen en realiteit. Verlangen vindt de auteur een zeer groot tekort: het is de motor van het handelen en tegelijk de bron van veel ellende. We willen te veel, we willen de volmaaktheid en dat maakt ons niet gelukkig, terwijl juist het verlangen essentieel is om iets van ons leven te maken.
“Wees blij met het menselijke tekort. Dankzij onze gebreken hoeven we ons nooit te vervelen...Wat we doen, doen we omdat we het niet kunnen helpen... Het echte stuur is na het ontslag van het oude opperwezen in handen van een nieuwe god: het DNA… Zo knap als een god? Gelukkig niet… Ons DNA draait niet ondanks maar dankzij fouten en foutjes. Net als wij. Godzijdank.”
Uit deze inleiding kan je veel afleiden. Punten en komma’s hoeven niet overal: Dekkers lijkt een gedachtestroom neer te schrijven. Het goddelijk wezen zal tussen de regels dikwijls optreden, maar vooral om aan te tonen dat hij/Hij een knoeier is. Humor in al zijn vormen vinden we op elke bladzijde: het kan een licht ironische opmerking zijn of een zwaar sarcastische, of zijn manier om de Nederlandse taal te gebruiken.
De menselijke soort heeft bijna alle natuurlijke vijanden uitgeschakeld, leeft langer dankzij de wetenschap, er sterven minder kinderen en vrouwen bij de geboorte en dat is allemaal prachtig. Het enorme nadeel voor al het niet-menselijk leven is dat de wereld overbevolkt geraakt met de menselijke soort. Een echte bedreiging vindt Dekkers de virussen, microben en bacteriën, waarvan de coronapandemie een duidelijk voorbeeld was.
Oorlog is iets vreselijks. Het heeft met macht te maken, met doen. Ledigheid geldt als des duivels oorkussen, maar poezen verslapen twee derde van hun dag. Natuurfilms tonen nooit rustende dieren, terwijl dat precies is wat die het merendeel van hun tijd doen.
Aan dood en vergankelijkheid wijdt hij verschillende overpeinzingen, maar die kan hij met zijn typisch relativerende humor zoveel beter uitleggen dan ik, dus raad ik je aan om dit boek te lezen.
Midas Dekkers is bioloog en schrijver. Hij schreef meer dan 20 boeken voor kinderen en volwassenen.
Ik sluit af met een citaat van hem dat zijn eigenwijze tegendraadsheid illustreert: “Wie naar zijn jeugd terugverlangt, heeft een slecht geheugen.”
Gerda Sterk