Paul Verhaeghe
Victor De Raeymaeker
Non-fictie
  • 3287 keer bekeken
  • minuten leestijd
  • Reacties

Waardering

13 februari 2020 Over normaliteit en andere afwijkingen
Dit boekje (110 pagina’s) is al een zesde druk en een initiatief van ´Nieuw Licht´ dat de “vertwittering” wil tegengaan van een toenemend ongenuanceerd debat in de sociale media. Het wil een nieuwe pamfletreeks zijn die de eeuwenoude denktraditie combineert met het nieuwe denken van onze tijd.
In dit geval wordt het proefschrift ´Geschiedenis van de waanzin´ (1961) van Michel Foucault geconfronteerd met “tv-psychologen en -psychiaters” die bij grote mediagebeurtenissen meteen klaar staan om het “ongewone” gedrag te benoemen. Inderdaad, waarom zijn we bang voor waanzin, voor de waanzinnige? Want we zijn er zo bang voor dat we het zo vlug mogelijk een etiket geven (“verwarde man”, “psychose”, ”paranoïde persoonlijkheid”, ”beginnende schizofrenie”,…) en, indien mogelijk, de dragers ervan in een inrichting opsluiten.
Wat schreef Foucault daarover? De kern van diens werk was immers: ”Hoe gaan we om met wat ons diep in onszelf angst aanjaagt?” (ziekte, ongewoon of grensoverschrijdend gedrag, waanzin, vormen van seksualiteit). We willen dat onder controle krijgen.
Foucault gaat bij de geschiedenis te rade. (want wie zijn geschiedenis niet kent, loopt het risico die geschiedenis te herhalen; wie zijn geschiedenis ontkent, is ze al aan het herhalen)
Uit de maatschappelijke wens om dit ongewoon gedrag onder controle te krijgen, te normaliseren en disciplineren is de psychiatrie ontstaan. Rechtspraak, gevangenissen en religie waren onvoldoende, want er waren nog altijd groepen “marginalen” die overleefden aan de rand van de maatschappij: psychiatrische patiënten, lichamelijk gehandicapten, afgedankte prostituees, bedelaars, vreemdelingen.
Voor hen werd toen het “asiel” uitgevonden. Doordat de twijfels aan het (christelijk) geloof toegenomen waren en men op zoek ging naar rationele antwoorden - die men vooral zocht in de ideeën van de Verlichting - kwam men terecht bij de medische wetenschap. Deze vond de naam ”waanzinnigen” of “zenuwzieken” uit. Het is immers duidelijk, die mensen hebben verkeerde keuzes gemaakt. Hun zenuwstelsel is overbelast door altijd maar hun passies na te jagen. Men gaat hen dus ”moreel” behandelen. Men gaat hen “mores” leren… Via ´technieken´ zoals lobotomie, insulineschoktherapie en elektroshocktherapie. De eerste twee leken wel te werken, want de patiënten werden inderdaad stiller en ogenschijnlijk meer beheerst. Maar dat was meer uit angst voor de zeer pijnlijke behandeling (en omdat ze toch verdoofd werden). De behandelingen bleken ook uiterst schadelijk en gevaarlijk. (elektroschoktherapie wordt vandaag nog altijd toegepast, maar dan veel nauwkeuriger en op een gecontroleerde manier)
De morele codes van de samenleving moeten gevolgd worden. Twee manieren om dat te bewerkstelligen ontstaan, beide geschapen door kinderen van de Verlichting.

  1. Freud die het allemaal zo wetenschappelijk mogelijk wil maken. Hij blijft maar zoeken om ergens in het onderbewuste de redenen te vinden waarom de mens zich niet goed voelt, complexen heeft, ziektesymptomen ontwikkelt. Irrationele, onredelijke, passionele, onbewuste verlangens moeten bewust gemaakt worden, zodat de patiënt ze bewust kan veroordelen. Praten en al pratend ontdekken is voor hem de oplossing, en hij past dat toe in honderden “case studies”. Dat is nu de cognitieve gedragstherapie. “Valse” gedachten moeten daarbij vervangen worden door “correcte” gedachten, en de patiënt kan zich daarin trainen.
     2.   Ook Emil Kraepelin wil wetenschappelijk te werk gaan, hij wil weg van “de morele poespas”. Het lichaam is de grondslag van de medische        psychiatrie. Klinische beelden beschrijven de onderliggende biologische oorzaken. Kraepelin wil echt medische behandelingen ontwikkelen. Medische diagnose wordt natuurwetenschappelijk steeds beter meer mogelijk, dus ook een psychiatrische of psychotherapeutische benadering.
 

We moeten op termijn een biospychosociaal model ontwikkelen, want alle drie elementen spelen steeds een rol. Het diagnostisch systeem is echter altijd sociaal normerend, dat is waarschijnlijk onvermijdelijk.
Ondertussen kennen we in het huidig maatschappelijk bestand “een tuin waarin psychiatrische stoornissen weelderig bloeien”. Steeds meer eigenschappen en gewone gedragingen worden vandaag “gestoord” en “abnormaal” bevonden. Er ontstaan ook regelmatig “hypes”, zonder dat daar sluitende diagnoses mee gemoeid zijn. Ooit was “autisme” een ware modestoornis, daarna ontdekte iedereen bij jongeren ADHD en tegenwoordig is het duidelijk dat er overal narcisten rondlopen…
Wat men nog onvoldoende opmerkt, is het feit dat wij in een maatschappij leven waarin individualisme en alomtegenwoordige competitie overheersen. Deze neoliberale maatschappij is dolgedraaid en het feit dat een man zoals Trump steeds vaker “gewoon” bevonden wordt (en zelfs bewonderd) is hiervan een duidelijk teken. De criteria die bepalen of iemand “abnormaal” is en dus psychiatrisch ziek, worden niet medisch of wetenschappelijk bepaald, maar wel door de sociale context, de gangbare morele en sociale normen. En de ziekte wordt “opgelost” door de psychofarma die medicijnen voorhanden hebben (verkopen) om toe te dienen bij gelijk welke diagnose.
Het aantal langdurig zieken en mensen met een burn-out neemt onrustwekkend toe in België. De klassieke geneeskunde en de collectieve gezondheidszorg hebben al veel vooruitgang geboekt. De klinische psychologie en de psychiatrie - die er moeten voor zorgen dat de mensen ook mentaal gezond blijven - hinkt echter achterop. Verder moeten vooral ook de kinderopvang (meer crèches, meer scholen, meer goed opgeleide kleuterjuffen, onderwijzers en leraren) en arbeidsorganisatie (tegenover het idee “het is allemaal de fout van het individu als hij/zij een burn-out krijgt, men moet maar stressbestendiger zijn en meer veerkracht hebben…) anders, zodat werknemers niet opgezadeld worden met het gevoel dat ze gefaald hebben en zich dus schuldig voelen.
De DSM-bijbel (Diagnostic and Statistical Manual of mental disorders – het internationaal classificatiesysteem voor psychiatrische stoornissen) is aan zijn vijfde editie toe en wordt almaar dikker… Wat veel zegt. Intussen worden mensen almaar onverdraagzamer, want we zijn bang en de échte oorzaken worden ongemoeid gelaten.
Dit is een klein boekje, dat niettemin zeker verdient om gelezen te worden omdat het op zovele verschijnselen in onze huidige maatschappij een “ander” licht laat schijnen en ons helpt te begrijpen.

En zoals steeds, schrijft Paul Verhaeghe ook nu in een taal die zeer leesbaar en begrijpelijk is.
Paul Verhaeghe
Victor De Raeymaeker
Non-fictie
-
_Victor De Raeymaeker - Recensent
Meer van Victor De Raeymaeker

_Van zelfde auteur

_Nieuwste recensies

Bekijk alle nieuwe recensies