27 mei 2020
Bij ons in Auschwitz. Getuigenissen
Eerlijk, ik heb getwijfeld. Stuur ik dit boek terug of lees ik het? Heb ik zin in vijfhonderd pagina’s gruwel en mensonwaardig leed? Neen. Maar het geweten laat van zich horen.
Is het ‘niet geconfronteerd willen worden met de onverklaarbare en onbegrijpelijke gebeurtenissen in vernietigingskamp Auschwitz’ een zwakte, een al te gemakkelijk excuus? Moet ik me schuldig voelen wanneer ik het niet lees? Hebben de slachtoffers dan geen recht op mijn tijd? Als eerbetoon? Mijn aanvankelijke weerzin voor de waanzin wankelt. Ik overweeg om de uitgave met de hoogst persoonlijke bloemlezing ter gelegenheid van de 75-jarige herdenking van de bevrijding, geschreven door Arnon Grunberg, tóch schoorvoetend open te slaan. Ik moet immers enkel lezen - dat kan toch niet teveel gevraagd zijn, ik hoefde het niet zelf mee te maken.
Het boek voorzichtig hanterend, besluit ik Grunbergs inleiding even te proberen, maar al onmiddellijk raak ik verstrikt in zijn meeslepende netten, trekt hij me vlot over de finale streep. In zijn indringend en hoogstaand voorwoord belooft hij niet zómaar getuigenissen van slachtoffers. Hij belooft ‘literaire’ getuigenissen van morele getuigen. Met ‘moreel’ hier bedoelend dat de getuige niet alleen de terreur heeft gezien, maar er zelf ook slachtoffer van was.
De mening van de samensteller is dat de literaire traditie duidelijk prioriteiten stelt, namelijk begrip en inzicht. Pas daarna komt troost. De bekende en minder bekende schrijvers van de teksten maakten keuzes, pasten literaire technieken toe, hadden verschillende intenties.
De mening van de samensteller is dat de literaire traditie duidelijk prioriteiten stelt, namelijk begrip en inzicht. Pas daarna komt troost. De bekende en minder bekende schrijvers van de teksten maakten keuzes, pasten literaire technieken toe, hadden verschillende intenties.
Sommige specifieke gebeurtenissen worden door diverse getuigen verteld zodat je het gebeurde meerdere malen leest, bijvoorbeeld de aankomst van de treinen in het kamp en de onmiddellijk daaropvolgende selectie. Grunbergs keuze om dit te doen zorgt daardoor voor een versterkend effect. Het wordt hiermee eveneens overduidelijk dat de lezer zijn begrip moet bovenhalen en absoluut het recht niet heeft om te oordelen, te veroordelen: er is een grijze zone waarin de morele vernietiging van de gevangene/werkkracht moeilijk te onderscheiden is van de medeplichtigheid.
Troost biedt dit boek allerminst. Verder van het humanisme kan men niet verwijderd zijn.
De ontelbare boeken die ik heb gelezen, hebben mee bepaald wie ik geworden ben. Menig boek heeft veranderingen teweeggebracht in mijn hoofd, lieten me mijn mening wijzigen of maakten dat ik andere richtingen uitging. Maar nooit werd ik er - zoals nu - fysiek ziek van of bleef ik volledig verslagen met een boek in de hand zitten.
Sophia De Wolf
Ook werd ik zowel afgestoten als aangetrokken tot het boek, wat resulteerde in het wegleggen ervan maar ook in de drang om meteen weer verder te willen lezen. De weerzinwekkende verhalen neergeschreven door - en ook de minder bekende namen verdienen het dat ik hen hier vermeld - Jean Améry, M.S. Arnoni, Tadeusz Borowski, Zalmen Gradowski, Hannelore Grunberg-Klein, Imre Kertész, Wieslaw Kielar, Primo Levi, Zalmen Lewental, Filip Muller, Miklos Nyiszli, Paul Steinberg en Elie Wiesel maken verpletterend duidelijk hoe onterend het er aan toe ging ‘Bij ons in Auschwitz’. De auteurs behoorden tot de kleine minderheid die geselecteerd werden om het afstompende en afgrijselijke werk in de kampen te doen. Ze belanden als het ware in een parallel universum. Wie in opstand kwam, werd vermorzeld. Wie zich aanpaste kon het overleven. Degenen die stand hielden hadden een buitensporige levenslust, de soepelheid om zich te onderwerpen, cynische pesterijen te ondergaan en zich over te leveren aan de geraffineerde grillen van de SS’ers. Als je je daarentegen niet elke dag, elk uur schrap kon zetten tegen de afmatting, de honger, de kou en de neiging je te laten gaan, dan ging je er onderdoor. Het hoofd laten hangen, huilen van de honger en uiteindelijk de uitputtingsdood sterven was je lot.
Waren de tussen 1,1 en anderhalf miljoen mannen, vrouwen en kinderen die al meteen bij aankomst rechtstreeks en onwetend naar de gaskamers werden geleid, beter af? Het is een vraag die men niet kan beantwoorden. Op elkaar gepakt vervoerd in goederenwagons, bij aankomst al je bezittingen moeten achterlaten, de hardvochtige blikken van de nazi’s moeten trotseren, gescheiden worden van je familie - om je tenslotte verplicht te moeten uitkleden, waarna je het “badhuis” moet ingaan: je eigenwaarde en je zelfbeschikkingsrecht kan niet flagranter geschonden worden.
Bondskanselier Helmut Schmidt bezocht Auschwitz in 1977 en zei: ‘Eigentlich gebietet dieser Ort zu schweigen, aber ich bin sicher, dass der deutsche Bundeskanzler hier nicht schweigen darf.’
Je zou moeten zwijgen, je zou moeten verstommen, maar je mag niet zwijgen. Het verstommen kan geen antwoord zijn op het ongehoorde:
‘Ze stond nu voor de executiemuur en drukte haar kind stevig tegen zich aan. De vrouw wachtte met gesloten ogen ongeduldig op het einde, wachtte en wachtte tot eindelijk het dodelijke schot viel dat haar van dit leven vol kommer en kwel in een haar vijandig gezinde wereld naar een betere wereld moest voeren.’
Bondskanselier Helmut Schmidt bezocht Auschwitz in 1977 en zei: ‘Eigentlich gebietet dieser Ort zu schweigen, aber ich bin sicher, dass der deutsche Bundeskanzler hier nicht schweigen darf.’
Je zou moeten zwijgen, je zou moeten verstommen, maar je mag niet zwijgen. Het verstommen kan geen antwoord zijn op het ongehoorde:
‘Ze stond nu voor de executiemuur en drukte haar kind stevig tegen zich aan. De vrouw wachtte met gesloten ogen ongeduldig op het einde, wachtte en wachtte tot eindelijk het dodelijke schot viel dat haar van dit leven vol kommer en kwel in een haar vijandig gezinde wereld naar een betere wereld moest voeren.’
Hoe moesten degenen die het wél overleefden daarna verder? Hoeveel vernietiging, morele en fysieke, kan een individu aan zonder het vermogen te verliezen om te getuigen? Voor Paul Steinberg, Jean Améry en Primo Levi bleef Auschwitz een duivel in een doosje waarvan het deksel bij de lichtste aanraking opensprong. Ze beschrijven dit in hun filosofische essays waarmee dit boek verrassend beschouwend eindigt. Ze waren allen intellectuelen. Die zich realiseerden dat je in dat geval kwetsbaarder was. De intellectueel revolteerde, de geestelijk minder ontwikkelde gevangene accepteerde. Bovendien had een ontwikkeld mens veel meer moeite met de zware fysieke arbeid en met het leven in de barak. Ook gelovigen hielden beter stand, ze hadden de zekerheid dat God hen ging wreken. Het inzicht van Jean Améry is dan ook - zoals hij zelf besluit - wars van arrogantie en metafysische eigendunk: ‘Daarom durf ik te beweren dat wij Auschwitz weliswaar niet wijzer en diepzinniger hebben verlaten, maar wel slimmer. Arthur Schnitzler heeft ooit gezegd: ’Diepzinnigheid heeft nooit de wereld verhelderd; doorzicht kijkt veel dieper in de wereld’. Nergens anders dan in het kamp, dan in Auschwitz, was het makkelijker om zich deze waarheid eigen te maken’.
Meer van Sophia De Wolf