9 juni 2020
Zingeving in ecologie, een elegie?
Pelckmans uitgevers heeft zich de laatste tijden duidelijk gepositioneerd op het marktsegment waar filosofie – religie – zingeving – wereld- en levensbeschouwing alsook ecologie elkaar vinden. Het cv en de publicaties van de auteur Hendrik Opdebeeck passen hier duidelijk bij.
De auteur zelf is (nog) niet te vinden op Wikipedia maar uit de ‘namedropping’ vanaf zijn woord vooraf blijkt onmiddellijk dat hij een aantal belangrijke namen uit de hedendaagse (vooral Nederlandstalige) filosofie kent en eventueel gefrequenteerd heeft. Uiteraard is hij ook vertrouwd met denkers en schrijvers uit andere taalkringen.
Het thema van het boek ‘Zingeving in Ecologie’ wordt aangebracht via een extensieve her-lezing van de geschiedenis van de (vooral Westerse) filosofie en begint reeds bij de presocratici. Wanneer hij dan bij Sokrates en Plato en daarna Aristoteles terecht komt, stelt hij de fundamentele tegenstelling vast tussen de abstracte denkers met hun theoretische constructies en de anderen die de waarneembare concrete wereld als vertrekpunt nemen. Deze tegenstelling zal later de naam krijgen: rationalisten versus empiristen, idealisten versus materialisten of ook inductieve versus deductieve denkers.
Het thema van het boek ‘Zingeving in Ecologie’ wordt aangebracht via een extensieve her-lezing van de geschiedenis van de (vooral Westerse) filosofie en begint reeds bij de presocratici. Wanneer hij dan bij Sokrates en Plato en daarna Aristoteles terecht komt, stelt hij de fundamentele tegenstelling vast tussen de abstracte denkers met hun theoretische constructies en de anderen die de waarneembare concrete wereld als vertrekpunt nemen. Deze tegenstelling zal later de naam krijgen: rationalisten versus empiristen, idealisten versus materialisten of ook inductieve versus deductieve denkers.
De auteur is duidelijk onderlegd in de materie en nodigt de lezer uit hem te vergezellen in zijn zoektocht naar een geldige zingeving in onze huidige ecologisch aangetaste samenleving. Hij moet zijn weg zoeken tussen twee ‘klaagzangen’ (elegieën): enerzijds de filosofische ecologisten en hun argumentarium en anderzijds de exacte wetenschappers.
Geen van beide invalshoeken zijn voor de auteur bevredigend. Zij kunnen volgens hem geen oplossing bieden voor de complexiteit van het probleem. Ze sluiten gewoon mekaar uit en voldoen niet aan zijn behoefte aan zingeving. Het is dan voor de auteur “niet zo vreemd dat men in de filosofie meer en meer ging inzien waarom niet-verstandelijke of niet-zintuiglijke factoren in rekening gebracht dienden te worden in een derde dimensie” (die hij ook wel de “derde weg” noemt).
Geen van beide invalshoeken zijn voor de auteur bevredigend. Zij kunnen volgens hem geen oplossing bieden voor de complexiteit van het probleem. Ze sluiten gewoon mekaar uit en voldoen niet aan zijn behoefte aan zingeving. Het is dan voor de auteur “niet zo vreemd dat men in de filosofie meer en meer ging inzien waarom niet-verstandelijke of niet-zintuiglijke factoren in rekening gebracht dienden te worden in een derde dimensie” (die hij ook wel de “derde weg” noemt).
Het ‘personalisme’, de filosofische school waar hij zich een aanhanger van verklaart, zou wel aan deze zingevingbehoefte voldoen. Een belangrijke karakteristiek van deze school is volgens Opdebeeck dat zij tracht theoretisch denken in handelen om te zetten en daarbij ‘met de voeten op de grond’ te blijven.
Voor de invulling die Opdebeeck daaraan geeft doet hij onder andere beroep op concepten die dateren uit vroegere tijden, toen godsdienst, moraal en filosofie nog één pakket vormden. Elementen uit de joodse, christelijke en islamitische filosofie met namen als Averroës, Maimonides, Thomas van Aquino en Anselmus van Canterbury worden terug opgevoerd. In het verlengde hiervan wordt vervolgens getracht een brug te slaan naar Kant en de vrije wil, Hume en de rechtvaardigheid alsook naar Feuerbach.
Op die manier komt hij onder meer terecht bij concepten als ‘vrijheid’, ‘gelijkheid’ en ‘broederlijkheid’. Deugdenethiek met nadruk op de theologale deugden geloof en hoop en Boeddhisme met inbegrip van meditatie volgen in het kielzog en krijgen een ereplaats in zijn ‘derde weg / dimensie’-denken. Voor Opdebeek leiden deze filosofen steeds op een of andere manier tot het postuleren van god.
Voor de invulling die Opdebeeck daaraan geeft doet hij onder andere beroep op concepten die dateren uit vroegere tijden, toen godsdienst, moraal en filosofie nog één pakket vormden. Elementen uit de joodse, christelijke en islamitische filosofie met namen als Averroës, Maimonides, Thomas van Aquino en Anselmus van Canterbury worden terug opgevoerd. In het verlengde hiervan wordt vervolgens getracht een brug te slaan naar Kant en de vrije wil, Hume en de rechtvaardigheid alsook naar Feuerbach.
Op die manier komt hij onder meer terecht bij concepten als ‘vrijheid’, ‘gelijkheid’ en ‘broederlijkheid’. Deugdenethiek met nadruk op de theologale deugden geloof en hoop en Boeddhisme met inbegrip van meditatie volgen in het kielzog en krijgen een ereplaats in zijn ‘derde weg / dimensie’-denken. Voor Opdebeek leiden deze filosofen steeds op een of andere manier tot het postuleren van god.
Het derde en laatste deel van het boek is volledig gewijd aan de uitwerking van deze ‘derde weg’ / ‘derde dimensie’. Hier wordt de tegenstelling tussen de klassieke scholen aangevuld met een nieuwe problematiek namelijk de dynamiek die het antropoceen teweeg gebracht heeft in onze leefwereld. Wat met de zingeving in deze? De derde weg moet onder andere het probleem van de vervreemding van de mens aanpakken. Niet alleen van de eendimensionale economisch vervreemde mens, maar ook de mens die vervreemd is van de natuur. Hiervoor, stelt de auteur, is er nood aan een “nieuw humanisme”.
Een reeks begrippen die in de modernere aanpak van de filosofie minder of zelfs niet aan bod kwamen, worden hier opnieuw opgevoerd: solidariteit, mededogen, empathie, duurzaamheid, rechtvaardigheid, mysterie, moreel en deugdzaam handelen, boeddhistische ascese enz. Gevoelens krijgen een belangrijke plaats en in één beweging worden ook een nieuwe sacraliteit en een nieuwe transcendentie ingevoerd.
De derde dimensie gaat uit van het hart eerder dan van de geest of het lichaam, zij moet materie en idee overstijgen. De auteur spreekt van een dialectische synthese tussen ecologie en economie die zich vertaalt in ideeën als verantwoordelijkheid jegens de natuur door onder meer het beoefenen van ‘matigheid’ op alle domeinen.
De schrijver noemt zichzelf een ‘actief pluralistische filosoof vanuit een christelijk standpunt’ Dit statement maakt onmiskenbaar de kern uit van zijn derde weg-systeem. Als gelovige met een zekere openheid beseft hij wel dat zijn aanpak, om pluralistisch te kunnen zijn, door een zo breed mogelijk gemeenschappelijk platform gedragen moet worden. Dus worden ook atheïstische filosofen aan boord gehesen. De reeks begrippen die hij gebruikt, hertaalt hij waar nodig op zo’n manier dat deze ook aanvaardbaar zijn voor niet-gelovige lezers. Zij worden eventueel in een hedendaags jasje gestoken, bijvoorbeeld door het gebruik van metaforen geplukt uit de computerwetenschappen - aangevuld met spitsvondige herdefiniëringen, woordgebruik en redeneringen.
De schrijver noemt zichzelf een ‘actief pluralistische filosoof vanuit een christelijk standpunt’ Dit statement maakt onmiskenbaar de kern uit van zijn derde weg-systeem. Als gelovige met een zekere openheid beseft hij wel dat zijn aanpak, om pluralistisch te kunnen zijn, door een zo breed mogelijk gemeenschappelijk platform gedragen moet worden. Dus worden ook atheïstische filosofen aan boord gehesen. De reeks begrippen die hij gebruikt, hertaalt hij waar nodig op zo’n manier dat deze ook aanvaardbaar zijn voor niet-gelovige lezers. Zij worden eventueel in een hedendaags jasje gestoken, bijvoorbeeld door het gebruik van metaforen geplukt uit de computerwetenschappen - aangevuld met spitsvondige herdefiniëringen, woordgebruik en redeneringen.
Wanneer hij dan de brug naar filosofisch handelen tracht te leggen; komt hij echter niet veel verder dan het opdienen van wat oude wijn in min of meer nieuwe zakken. Boeddhisme, meditatie, en mindfulness krijgen in navolging van Harari een eervolle vermelding. Voor de praktijk vermeldt hij de vreedzame manifestaties van ecologisch geïnspireerde jongerenbewegingen.
Op basis van wat hij ons aanbiedt is het moeilijk om hierin een aanzet te vinden tot een revolutionaire ommekeer die de derde weg zou moeten vertegenwoordigen. Het geheel wordt niet echt in een globaal en consequent kader gegoten zodat een weetgierige lezer wel op zijn honger blijft zitten. Het doet vooral denken aan een constructie op basis van heel wat ‘wishful thinking’ zonder veel oog voor een aantal historisch gegroeide en verankerde realiteiten.
Op basis van wat hij ons aanbiedt is het moeilijk om hierin een aanzet te vinden tot een revolutionaire ommekeer die de derde weg zou moeten vertegenwoordigen. Het geheel wordt niet echt in een globaal en consequent kader gegoten zodat een weetgierige lezer wel op zijn honger blijft zitten. Het doet vooral denken aan een constructie op basis van heel wat ‘wishful thinking’ zonder veel oog voor een aantal historisch gegroeide en verankerde realiteiten.
Het boek van Opdebeeck roept wel enkele bedenkingen op.
Inhoudelijk blijkt dat de auteur grotendeels vanuit een eigen sterk joods-christelijke achtergrond kijkt en redeneert. Hij is er duidelijk grondig van doordrongen. De auteurs bij wie hij te rade gaat, dragen in grote mate eveneens de stempel van die denkwereld.
Waarom de auteur zo nodig een ‘Nieuw Humanisme’ wenst te creëren, is voor mensen die vertrouwd zijn met het klassieke humanisme niet duidelijk. Hij laat het voorkomen alsof het huidige seculiere humanisme de nodige componenten ontbeert die in de nieuwe versie ervan wel zouden aanwezig zijn. Door deze ontkenning is duidelijk dat hij transcendentie en immanentie als onontbeerlijke bouwstenen ervan wenst te beschouwen... om dan finaal terug bij religie en god te belanden.
Inhoudelijk blijkt dat de auteur grotendeels vanuit een eigen sterk joods-christelijke achtergrond kijkt en redeneert. Hij is er duidelijk grondig van doordrongen. De auteurs bij wie hij te rade gaat, dragen in grote mate eveneens de stempel van die denkwereld.
Waarom de auteur zo nodig een ‘Nieuw Humanisme’ wenst te creëren, is voor mensen die vertrouwd zijn met het klassieke humanisme niet duidelijk. Hij laat het voorkomen alsof het huidige seculiere humanisme de nodige componenten ontbeert die in de nieuwe versie ervan wel zouden aanwezig zijn. Door deze ontkenning is duidelijk dat hij transcendentie en immanentie als onontbeerlijke bouwstenen ervan wenst te beschouwen... om dan finaal terug bij religie en god te belanden.
De ‘name dropping’ vermeld in het Woord vooraf, gaat gedurende de hele tekst aan een hoog tempo verder. De auteur heeft zeker heel wat auteurs doorgeworsteld. De klassiekers heeft hij duidelijk onder de knie, maar de referenties inzake hedendaagse denkers worden erg dikwijls geplukt bij auteurs afkomstig uit dezelfde stal als de schrijver.
Over zichzelf is de auteur allesbehalve bescheiden. Op 6 pagina’s literatuur opgaven worden niet minder dan 2 volle pagina’s gewijd aan eigen geschriften.
Zijn schrijfstijl is tevens erg belerend. Vooral de manier waarop hij om de haverklap Griekse en Latijnse begrippen gebruikt en ze dan nog onmiddellijk aan de hand van hun etymologische oorsprong duidt, moet voor mensen die een klassieke vorming ontberen niet als vlot leesbaar overkomen.
Mutatis mutandis is dit ook zo met betrekking tot bijbelse metaforen en citaten, en zelfs pauselijke encyclieken. Impliciet kent hij hieraan een waarheidsgehalte toe waardoor ze een plaats krijgen naast wetenschappelijk–technologische benaderingen. Dit kan eveneens voor verwarring zorgen bij lezers die niet vertrouwd zijn met deze denkwereld.
Meer van Dirk De Schrijver
Over zichzelf is de auteur allesbehalve bescheiden. Op 6 pagina’s literatuur opgaven worden niet minder dan 2 volle pagina’s gewijd aan eigen geschriften.
Zijn schrijfstijl is tevens erg belerend. Vooral de manier waarop hij om de haverklap Griekse en Latijnse begrippen gebruikt en ze dan nog onmiddellijk aan de hand van hun etymologische oorsprong duidt, moet voor mensen die een klassieke vorming ontberen niet als vlot leesbaar overkomen.
Mutatis mutandis is dit ook zo met betrekking tot bijbelse metaforen en citaten, en zelfs pauselijke encyclieken. Impliciet kent hij hieraan een waarheidsgehalte toe waardoor ze een plaats krijgen naast wetenschappelijk–technologische benaderingen. Dit kan eveneens voor verwarring zorgen bij lezers die niet vertrouwd zijn met deze denkwereld.