26 november 2020
Gainsbourg. Tekst en uitleg
Tussen kleine en grote kunst: Rudolf Hecke over Serge Gainsbourg
Het minste wat je van dichter-muzikant-performer-componist – en ik vergeet nog een en ander – Rudolf Hecke (°1961) kunt zeggen, is dat hij graag grondig te werk gaat. Recent publiceerde hij een derde boek over de Franse zanger-pianist-dichter-schilder-regisseur-acteur en componist Serge Gainsbourg (1928-1991). Het eerste boek was het logische resultaat van een passie voor Gainsbourg die reeds in de jaren tachtig startte. Getiteld Gainsbourg (EPO, 2012) geeft het inkijk in het turbulente leven van een artiest die velen zich vooral herinneren als een provocateur, die veelbesproken relaties had met Brigitte Bardot, Jane Birkin en Caroline Paulus, beter bekend als Bambou. Vrijwel iedereen die oud genoeg is om geen interesse te hebben in pakweg Destiny's Child, heeft ooit nog geslowd op Je 't aime… moi non plus. Het is ongetwijfeld Gainsbourgs meest bekende song, alleen al omdat er jarenlang een schandaalsfeertje rondhing. De ontstaansgeschiedenis ervan is ook mooi: Brigitte Bardot vroeg aan Gainsbourg om het mooiste liefdesliedje ooit te schrijven. Aangezien het lastig was om B.B. iets te weigeren, gaf Gainsbourg gehoor aan haar vraag. Ze zongen beiden de tekst in, maar het resultaat was niet naar de zin van de toenmalige echtgenoot van Bardot, wegens te sensueel en te suggestief. Bijgevolg kwam de versie met Bardot en Gainsbourg niet uit. Twee jaar later nam hij het lied opnieuw op, deze keer in duet met Jane Birkin. Die single werd wel vrijgegeven, en verrijkte het Nederlands met het werkwoord 'zuchtzingen'. In meerdere landen was de single verboden, of stond er op de hoes dat je er onder de 21 jaar niet mocht naar luisteren. Succes gegarandeerd, kortom. Ook meer dan vijftig jaar later blijft het een onverwoestbaar nummer, dat je onvermijdelijk zin doet krijgen, onder meer om Parijs te bezoeken.
Ik kan me zo voorstellen dat Rudolf Hecke na jaren onderzoek meerdere goed gevulde Gainsbourg-classeurs in zijn kast had, met tal van verhalen en anekdotes die hij in het eerste boek niet kwijt kon. Er zat maar een ding op: een tweede boek schrijven. Dat werd Parcours Gainsbourg (EPO, 2017). Hecke schreef geen gewoon vervolg op het eerste boek. Hij praatte met meerdere intimi van de zanger, neemt de lezer mee op sleeptouw door Parijs – waarmee Gainsbourg was vergroeid zoals Lou Reed met New York – en deelt met veel passie zijn kennis van Gainsbourgiana, waarvan er zich meerdere in België situeren.
'Jamais deux sans trois', dacht Rudolf Hecke, en terecht. Recent verscheen zijn derde boek over 'le beau' Serge: Gainsbourg. Tekst en uitleg (EPO, 2020). Het is het meest doorwrochte werk van zijn trilogie. Hij analyseert meerdere teksten van Gainsbourg, en daar was behoefte aan. Ik zal hier voor mezelf spreken: ik ben sedert mijn jeugd vertrouwd met de bekendste songs van Gainsbourg, zoals Bonnie & Clyde, La Javanaise, La Noyée en Je suis venu te dire que je m'en vais. Het grootste deel van zijn werk ken ik nog steeds niet; hij schreef meer dan vijfhonderd liedjes. Van sommige wist ik niet dat hij ze gecomponeerd had; hij schreef talloze songs voor diverse zangers en zangeressen. (Poupée de cire, poupée de son bijvoorbeeld, waarmee France Gall voor Luxemburg in 1965 het Eurovisiesongfestival won.) Maar ik luisterde nooit grondig, zoals dat vaak gaat met wat men als popmuziek beschouwt. Men kent flarden van de tekst en geeft daar zonder er al te veel over na te denken een betekenis aan. Geheel ten onrechte. Het jongste boek van Rudolf Hecke heeft me de ogen geopend. Serge Gainsbourg was bijwijlen een briljante dichter, vertrouwd met en beïnvloed door Edgar Allan Poe, Paul Verlaine, Vladimir Nabokov (zijn favoriete roman was Lolita), Boris Vian en meerdere anderen. Gainsbourgs lyrics zitten vol dubbele tot driedubbele bodems, virtuoze woordspelingen en verwijzingen naar kunst en wereldliteratuur. Gainsbourg, zo legt Rudolf Hecke uit, wou in zijn jongere jaren beroemd worden als schilder. Net zoals klassieke muziek behoort schilderkunst tot de hogere kunst. Toen hij inzag niet over voldoende talent te beschikken, daalde hij af tot l'art mineur, zoals het schrijven van chansons. Maar de zogenaamde hogere kunst zou hem zijn hele leven inspireren. Hij baseerde meerdere van zijn songs op thema's uit de klassiek muziek; zie hier voor enkele voorbeelden.
Rudolf Hecke bespreekt het ene chanson na het andere lied, vertaalt de sleutelpassages en duidt de betekenis. Dat is zeer welkom en leerzaam. Men moet over veel achtergrondkennis beschikken en de Franse taal meer dan gemiddeld beheersen om Gainsbourgs werk goed te begrijpen. Hecke is de ideale leraar, of het nu over geschiedenis, linguïstiek, kunstgeschiedenis of poëzie gaat. Hij bewondert Gainsbourg, voor zijn taalvirtuositeit en compositietalent, en respecteert zijn authenticiteit en integriteit als artiest. Maar hij is niet blind voor de donkere, vaak kwalijke kant van Gainsbourg; de man die we kennen als Gainsbarre, die meer dronken dan nuchter was en de indruk wekte dat hij zo veel mogelijk mensen schofferen wou, zie bijvoorbeeld het nummer Lemon Incest, dat hij in duet zingt met zijn toen dertienjarige dochter Charlotte.
Niettemin maakt dit boeiende boek duidelijk dat de rode draad door het werk van Gainsbourg het belang van de liefde is. Onmogelijke liefde, tijdelijke liefde, volmaakte liefde, verbroken liefde, pure liefde, gestorven liefde. Niets daarvan was Gainsbourg vreemd, en weinigen beschreven de liefde zo eerlijk en existentieel. Luister bijvoorbeeld naar Dépression au-dessus du jardin, en lees Rudolf Heckes analyse van die tedere en melancholische song, die het einde van een relatie aankondigt.
De stelling van Rudolf Hecke dat men Gainsbourgs leven en werk kan begrijpen vanuit trauma's die hij tijdens zijn kindertijd opliep, volg ik niet. Hij was fysiek onaantrekkelijk, werd uitgelachen en zou voor altijd gekwetst zijn door de afwijzing van een meisje. Natuurlijk kan zoiets sporen nalaten, maar het probleem met dit soort interpretaties is gekend: men kan er alle kanten mee op. Had het meisje hem niet afgewezen, dan had hij misschien voor de rest van zijn leven die prille gelukservaring opnieuw opgezocht en konden we zijn werk vanuit dat perspectief verklaren.
Het boek bevat ook enkele schoonheidsfoutjes. Eentje vind ik tamelijk grappig, met name het gebruik van het woord 'eschatologie' voor 'scatologie' (misschien te wijten aan de automatische spellingscorrectie?). Het geeft een heel andere wending aan pakweg de eschatologische leer van Jezus. Gainsbourg had er ongetwijfeld ook kunnen om lachen. Maar laat dit geen afbreuk doen aan het belang van dit boek. Serge Gainsbourg kon zich niemand beter indenken dan Rudolf Hecke, om zijn teksten en muziek echt te laten doordringen tot een Nederlandstalig publiek. Bart Van Loo drukt het treffend als volgt uit: "Rudolf Hecke, dat is al meer dan dertig jaar vijf pakjes Gainsbourg per dag. Hecke ademt gewoon Gainsbourg." Ik wil er nog aan toevoegen: het is een plezier om met Rudolf Hecke passief mee te roken.
Meer van Johan Braeckman