Brecht Deseure
Benny Madalijns
Non-fictie
  • 2001 keer bekeken
  • minuten leestijd
  • Reacties

Waardering

25 mei 2021 Revolutie in Antwerpen.De aquarellen van Pierre Goetsbloets, 1794-1797
’t Is miserabel de droeve tyrannie die wij beleven. Onze naerkomeninge sullen moeijte hebben sulks te gelooven dog ’t en laet niet naer de waerheijdt te zijn. ’t Is eene lesse voor de volkeren van hun van Revolutien te wagten of aen de belhamers der oproeren gehoor te geven. (p. 33 – KBR, ms. II 1492/II, f. 76)
Wat doe je wanneer de wereld waarin je bent opgegroeid voor je ogen verdwijnt in de draaikolk van een revolutie? Wanneer alles wat je kende zo stevig door elkaar wordt geschud dat je je stilaan een buitenstaander waant in je eigen stad? Wanneer je niet meer zeker weet of je je kinderen wel wil zien opgroeien in dat soort samenleving? (p. 9)
De kroniekschrijver, tekenaar en poederpruikendrager Pierre Goetsbloets (1765 – 1816), het hoofdpersonage over wie het boek de facto gaat, is een overtuigd adept van het ancien régime met zijn vorstelijk absolutisme. Vanuit dat consequente mens- en maatschappijbeeld kijkt en signaleert hij wat er hier allemaal plaatsvindt in die dagen. De maatschappelijke transformaties waren zo ingrijpend dat hij ze nauwelijks kon vatten, zoals bovenstaand citaat illustreert. Latere generaties moeten immers weten welke onheilen er waren geschied als gevolg van de Revolutie. De betreurenswaardige gebeurtenissen zouden voor hen een les zijn om omwentelingen voortaan te wantrouwen en het behoud van de bestaande orde te verkiezen boven verandering. Toch?

Historicus dr. Brecht Deseure neemt ons in dit magnifieke boek mee op een promenade in de pruikentijd. Bovendien introduceert hij ons in een tegenwoordig quasi totaal verdwenen beeldtaal: de ‘waarheidsgetrouwe’ kroniekschrijverij met pen en penseel. In tien boekdelen informeert de begaafde tekenaar ons over Antwerpen onder Frans bestuur. Die korte periode heeft een grote impact op het toenmalige ingeslapen en eensklaps blauwrood kleurende provincienest aan de Schelde, en op het leven van de sinjoren. Gelukkig was hij rijk genoeg om niet te moeten werken voor zijn geld, want hij pende zomaar eventjes in totaal meer dan vijfduizend bladzijden bij elkaar.
De periode die onze protagonist doorleefde, is zondermeer bijzonder disruptief te noemen. Verwarring en chaos alom. De Zuidelijke Nederlanden en het Prinsdom Luik werden op 1 oktober 1795 bij de Franse Republiek ingelijfd. De bewoners hebben voortaan dus de Franse nationaliteit. Ook de Antwerpenaren. Het moet gezegd, tot spijt van wie het benijdt, dat ons land aan deze periode tot op vandaag heel wat ‘moderne’ verworvenheden overhoudt: de volkssoevereiniteit, de scheiding der machten, de nationale verkiezingen, de scheiding tussen kerk en staat, de afschaffing van de standenmaatschappij enzovoort. (p. 6)
Natuurlijk jammer dat al die innovaties vooral theoretisch zijn, en dus nauwelijks of helemaal niet besteed aan de kersverse Belgische ‘Fransen’. Helaas voorvoelt zowat de hele bevolking deze periode als een uitgesproken militaire bezetting door een vreemde mogendheid, in de context van een zoveelste oorlog in onze landstreken. Onnodig te melden dat de bevolking de ‘nieuwigheden’ resoluut afpoeierde en dat de wereld van Goetsbloets, een diehard aritocraat van de oude stempel én een man uit het verleden, instortte.

De familie Goetsbloets was oorspronkelijk afkomstig uit Hasselt en telde veel muntslagers en goudsmeden. Pierres overgrootvader, Jan Goetsbloets (1642 – 1702), vestigde zich in Antwerpen en verwierf er de positie van muntmeester bij de Brabantse Munt. Zoals veel ambten onder het ancien régime werd die niet uitgeoefend door de meest geschikte kandidaat, maar ging dit naar de hoogst biedende. Bovendien was het erfelijk van vader op zoon. Zo verkreeg Pierre het muntmeesterschap bij de dood van zijn vader in 1775. (p. 19)
Met een kapitaal van tussen de vijfhonderdduizend en één miljoen pond (het equivalent van respectievelijk ongeveer vijf en tien miljoen euro) behoorde hij tot de tweehonderd rijkste burgers van de stad. Ter vergelijking: een ongeschoolde arbeider verdiende omgerekend in die dagen zo’n driehonderd pond per jaar. (p. 20) Tot overmaat van ramp wordt ook in ’t Stad de revolutionaire kalender ingevoerd en het onderwijs gelaïciseerd, allemaal veranderingen die hij grondig verafschuwde. Als klap op de vuurpijl verplichtte men hem om een revolutionaire bleu – blanc – rouge - kokarde op te spelden (op straffe van drie dagen opsluiting). Een geweldige dreun die zijn eigen gezapige wereldje onomkeerbaar ondersteboven zou schudden.

Het antwoord van Jonkheer Pierre op de revolte was even eenvoudig als subtiel. Als een bezetene tekende hij, in zijn herenhuis aan Sint-Jacobsmarkt, alles wat hij zag ‘op’ en ‘na’ door middel van aquarellen in een tijdboek met de adequate titel Tydsgebeurtenissen. Het uiteindelijke handschrift bevat om en bij de tweehonderdtachtig aquarellen, waarvan er in het boek honderddertig werden gereproduceerd en toegelicht. Naast historische relevantie stond ook het kijkplezier van de onderzoeker voorop in de selectie. Zowat alle iconische momenten uit de Revolutiejaren passeren de revue.
De verzameling is een van de meest waardevolle schatten uit de ongemeen rijke verzameling van de Koninklijke Bibliotheek van België in Brussel. De KB verwierf het handschrift in 1892 voor tweeduizend frank bij een Brusselse handelaar. (p. 25) Noch uit de voormalige Zuidelijke Nederlanden, noch uit de omliggende gebieden bleef uit de periode van de Franse Revolutie een ander handschrift bewaard van een dergelijke omvang én kwaliteit. Ze komen vandaag bijzonder goed van pas, want voorstellingen over het toenmalige dagelijkse leven zijn bijzonder schaars. De meeste mensen hadden in die onrustige periode wel andere dingen aan het hoofd dan tekeningen maken over de actualiteit. (p. 10) Jammer dat in de loop van de twintigste eeuw het eerste van de 10 boekdelen om een onbekende reden verloren ging.

Prettig detail. De tweetalige Antwerpenaar Goetsbloets kan zijn rol van ‘neutrale observator’ niet rechtlijnig vol houden. Meermaals smokkelt hij tal van humoristische commentaren in de aquarellen, waarmee hij duidelijk zijn afkeuring over de gang van zaken laat blijken. In een van zijn eerste afbeeldingen van een republikeinse ceremonie zien we een officier en een lid van het Antwerpse stadsbestuur een toespraak houden op een podium onder de vrijheidsboom, met ernaast een standbeeld van de vrijheidsgodin. Op de voorgrond tekent hij een hond die zich niets aantrekt van heel het gebeuren en die ostentatief zijn ‘blijde boodschap’ doet in het zicht van de aanwezige gezagsdragers (p. 31).
We kunnen ons natuurlijk afvragen hoe waarheidsgetrouw de aquarellen zijn. Kennelijk maakte Goetsbloets de meeste van de afgebeelde gebeurtenissen niet zelf mee en liet hij zich maar al te vaak inspireren door krantenartikelen of ooggetuigenverslagen. Dat betekent echter niet dat de prenten historisch waardeloos zijn, want hij baseerde zich wel degelijk op betrouwbare bronnen. De auteur van het naslagwerk gaat er voorzichtig van uit dat Goetsbloets een honderdtal afgebeelde gebeurtenissen met eigen ogen heeft aanschouwd. (p. 29)

Als kroniekschrijver was het Goetsbloets’ doel de historische waarheid te noteren. Daarom deed hij zijn best om in zijn aquarellen trouw te blijven aan de feiten zoals hij ze zelf zag of erover las in de krant. Toch gebruikte hij ze graag om zijn eigen mening over het allesomvattende ‘schrikbewind’ te ventileren. Hij deed dat met name in karikaturen en allegorieën. Elk boekdeel van het manuscript telt aan het begin een titelpagina met een zinnebeeldige voorstelling, met daarna nog een allegorie op de tijdsgebeurtenissen. Daarin gaf hij zijn ongezouten mening over de dingen die zich rondom hem voordeden. Zo kon hij als het ware even stoom aflaten. Hij parodieerde maar al te graag de vernieuwende iconografie van de Franse Revolutie. Goedtysbloets bespotte haar gretig om aan te tonen wat er naar zijn aanvoelen écht schuilging achter de gezwollen vrijheidsretoriek. Het resultaat was een opmerkelijke stoet van duivels, skeletten en ander ‘vrijheidslievend’ gespuis. Die moesten uitdrukken dat uit revoluties alleen maar onheil kon voortkomen. (p. 67)
De manier waarop onze aristocraat met artistieke ambities de revolutionaire iconografie losjes naar zijn hand zette, komt treffend tot uiting in de emblematische aquarel uit 1795 op pagina 71.
KBR, ms. II 1492, vol. III, f. 2r
De centrale figuur stelt de godin van de vrijheid voor. Maar anders dan gewoonlijk zijn haar handen geboeid en gaat ze gebukt onder een juk. In haar rechterhand houdt ze de katholieke martelaarspalm. Aan het juk bengelen de symbolen van oorlog (kanon, bajonet) en dood. De schedel met vrijheisdmuts links verbeeldt een slachtoffer van de guillotine. Het juk wordt bovenop nog verzwaard door een zak gevuld met een knots, geld en pauwenveren. Die staan respectievelijk voor het geweld, de geldzucht en de hoogmoed van de Franse republiek. Het uiltje op de knots symboliseert de menselijke dwaasheid. Onder de voeten van de Vrijheid ligt de Welvaart, in de gedaante van een luxueus geklede vrouw met de hoorn des overvloeds. Haar rijk is weldra uit want ze kwijnt weg op armoedig stro in het gezelschap van een schedel. Ook de Franse staatsmacht (de bijlbundel) is op sterven na dood. Een enorme guillotine rijst dreigend op boven de tafereel. De symbolen van vrijheid veranderen in deze voorstelling in die van terreur en onderdrukking. (p. 70)

Pierre Goetsbloets leefde net lang genoeg om het einde van de Franse tijd en het begin van het Verenigd Koninkrijk mee te maken. Na twee decennia van immense maatschappelijke transformaties behoorden de wereld waarin hij was opgegroeid en de waarden waarop die steunde definitief tot het verleden. En na, in een kleine drie jaar, tien boekdelen bij elkaar te hebben geschreven, stopt hij er plots mee. Twee jaar later scheidt hij als aartsconservatieve katholiek van zijn vrouw en dan verdwijnt hij spoorloos. Hij is kennelijk naar Brussel verhuisd. Dan is er 20 jaar opnieuw geen spoor. Ten langen leste (in 1816) sterft de voormalige Antwerpse adelborst op vijftigjarige leeftijd eerder anoniem in Sint-Niklaas. Een tot op vandaag onopgelost mysterie, dat ook historicus Deseure, die voor zijn doctoraatsonderzoek tien jaar aan het handschrift besteedde aan het denken moet zetten.
Enfin. Monsieur Pierre blijft al bij al een bijzonder mysterieus mannetje. Als een typische vroegmoderne kroniekschrijver heeft hij het in zijn dag-tot-dagrelaas nauwelijks over zijn privéleven. Behalve zijn opinie omtrent het vermaledijde bezettingsregime komen we niets te weten over wat hij voelde en dacht of hoe het er bij hem thuis aan toeging. Wat betreft zijn karakter en zienswijze beschikken we tot op vandaag alleen over indirecte aanwijzigingen. Wel noteerde en tekende hij nu en dan voorvallen uit zijn eigen leven die hij relevant vond met betrekking tot het klimaat in de stad. Op die manier krijgen we toch een glimp te zien van zijn dagelijkse leefomgeving. Zo laat hij ons zo nu en dan binnen in zijn chique woning en maken we kennis met enkele van zijn buren en vrienden. Zijn stadsgenoten beeldde hij steevast af met veel aandacht voor uiterlijke tekenen van rang en stand. Aristiocraten en ambachtslieden, geestelijken en soldaten, mannen en vrouwen, volwassenen en kinderen: allemaal zijn ze herkenbaar aan hun typerende kleding en voorkomen. Daarbij hoorde ook het dragen van het juiste hoofddeksel, want het hoofd bedekken was voor alle mensen uit alle bevolkingslagen een erezaak. (p. 39)

Ondanks deze povere inkijk en een aantal ‘alledaagse’ gebeurtenissen die hij in beeld bracht als branden, schipbreuken, overvallen en tal van andere niet echt wereldschokkende incidenten, blijft de vraag: wie was deze enigmatische edelman en rabiate tegenstander van de Franse revolutie echt? Een salonjonker die zijn vijfduizend met de hand geschreven pagina’s  liet inbinden in tien luxueuze lederen banden, versierd met het in goud gestempelde familiewapen? Noblesse oblige?
Als je met Brecht Deseure en de aquarellen van Goetsbloets op pad gaat, leer je ontegensprekelijk op een totaal andere manier naar de historische wereld van de Franse Revolutie kijken. Het boek is een bijzonder goed gedocumenteerd, interessant en zeer leesbaar tijdsdocument geworden, al zal niet iedere lezer zijn sympathie kunnen betuigen met de hoofdrolspeler. Als je het mij vraagt, een verre van sympathieke en goedhartige compagnon de route. Een dwarsdrijver met een ijzerstrek geloof in het eigen gelijk én een onuitstaanbaar dédain voor Jan Modaal, de eenvoudige burgerman. Ook al zal Goetsbloets’ persoontje wellicht een mysterie blijven, zijn kroniek vormt een nalatenschap van formaat.

Het boek is een regelrechte aanrader voor Antwerpenaren die hoog oplopen met het discursieve herschrijven én hertekenen van hun stedelijke geschiedenis. En voor iedereen met enige interesse in de historiek en de verworvenheden van de Franse revolutie in de Lage Landen. Kortom, een boek dat jullie zeker eens lezen moeten!
Brecht Deseure
Benny Madalijns
Non-fictie
Madalijns is van opleiding Leraar Beeldende Kunsten en doctor in de Archeologie & Kunstwetenschappen. Hij is schrijver van amper te publiceren verhalen over denken & doen, zoals het boek 'Ondanks alles / Malgré tout' (ASP). En schilder & collagist van zo maar wat bedenkingen van geest & gemoed. Hij is ondervoorzitter bestuursorgaan Instelling Morele Dienstverlening Vlaams-Brabant. (Foto: Jean Cosyn - VUB)
_Benny Madalijns -
Meer van Benny Madalijns

_Van zelfde auteur

_Nieuwste recensies

Bekijk alle nieuwe recensies