Peter Abspoel
Sophia De Wolf
Non-fictie
  • 6233 keer bekeken
  • minuten leestijd
  • Reacties

Waardering

12 juli 2021 Stiefkind van de rede
Wat beweegt een doorsnee mens om een boek als ‘Stiefkinderen van de rede’ volledig uit te lezen? De auteur ervan, antropoloog Peter Abspoel, zou ook daar een moeilijk te doorgronden essay over kunnen schrijven. Mijn oorspronkelijke intentie om de recensielezer bij wijze van aperitief te trakteren op een representatieve zin uit het boek, heb ik snel naar de prullenbak verwezen. Velen zouden immers al meteen afhaken door die zin.
Dat ik zélf het vierhonderd pagina’s tellende boek zo goed als helemaal uitlas, getuigt waarschijnlijk van een zekere aanleg tot zelfkastijding. Maar dat laat dus zijn sporen na, want langzamerhand bekroop me de onweerstaanbare neiging om een nu niet meteen wervende recensie over de uitgave te schrijven. Doorheen het boek reflecteerde ik of ik eigenlijk de autoriteit heb om een filosofisch boek af te kraken, ik ben immers niet wijsgerig geschoold. Maar vermits de auteur zich achter de visie schaart dat reflectie niet altijd zaligmakend is en men soms de bal misslaat, kon ik zonder gene mijn gang gaan, dacht ik dan maar.

Het boek bestaat uit drie delen. Het eerste deel omvat een aantal inleidende essays waarbij Abspoel voortdurend op dezelfde nagel klopt: de kinderen van de rede vertrouwen op niets anders dan op hun eigen kennis en kritische vaardigheid. Zij geloven slechts in de zinloosheid van het leven en de doelloosheid van het universum. Die zienswijze - die hij een grove vertekening vindt van de menselijke mogelijkheden tot zingeving - belooft hij weinig aandacht te geven, daarentegen wil hij proberen om te laten zien dat het loont om intellectuele visies te bekritiseren en de relevantie te bewijzen van ‘het traditionele leven’.
Het tweede deel draagt de titel ‘Zingeving en traditie’ waarin hij doorgaat op hetzelfde saaie elan. Daarbij verliest hij zijn motto ‘Waarom het gemakkelijk formuleren als het ook moeilijk kan?’ niet uit het oog. Zijn zinnen maken allerlei kronkelige bochten en resulteren in soms moeilijk te vatten redeneringen. Herlezen is noodzakelijk, waardoor je de bedenking maakt of je het boek niet tweemaal aan het lezen bent. Pas bij het derde deel ‘Preciseringen’ wordt het naar mijn mening enigszins interessant. Hij preciseert dan ook wat zijn overtuiging is. Hier wordt het duidelijk wat hij exact bedoelt met ‘traditie’, het sleutelwoord uit het boek. Traditie is wat we leren van anderen, waarvoor we anderen nodig hebben. Individualisme en intellectualisme, daar heeft Peter Abspoel grote bedenkingen bij.
De hermeneutiek van de Duitse filosoof Hans-Georg Gadamer (1900-2002) neemt hij uitgebreid op de korrel, geïnspireerd door zijn eigen grote kennis van de Afrikaanse cultuur. Zijn Afrikaanse vrienden wijzen de opvatting dat je traditie kan leren kennen door het bestuderen van teksten en kunstwerken resoluut van de hand. De auteur is het met hen eens. Meer zelfs, in zijn ogen is het niet meer dan een  pretentie van Gadamer te denken dat een speciaal type mens met behulp van zijn ’eigen’ vermogens en ‘eigen’ kennis het hoogste niveau van menszijn kan bereiken. Peter Abspoel is ervan overtuigd dat je dat enkel kan via gastvrijheid, solidariteit en omzien naar anderen. De antropoloog heeft voor zijn betoog blijkbaar toch een groot aantal bekende en minder bekende wijsgeren nodig, ook al geeft hij de filosofie én mét haar meteen ook de wetenschap (waarbij hij sterk de evolutiebiologen viseert) herhaaldelijk vegen uit de pan. Filosofen hebben blinde vlekken en hebben zich gedistantieerd van ‘traditie’. En die traditie is volgens de auteur onontbeerlijk voor de zingeving in het leven. Het darwinisme daarentegen trekt volgens hem conclusies die elk geloof in waarden ondermijnen. Leven zonder religie is bovendien leven in een onttoverde wereld, gestript van een aantal kenmerken die ons van dieren onderscheiden. De wetenschap verwijt hij in hetzelfde bedje ziek te zijn, hij gebruikt hiervoor de term ‘sciëntisme’. Al heel snel wordt duidelijk dat de auteur wil afrekenen met het neodarwinisme, de Westerse superioriteit, het antitraditionalisme en zelfs met de Verlichting. Hij ziet een correlatie tussen het wegvallen van traditie en het voorkomen van de vele psychische problemen.
Abspoel etaleert doorheen het hele boek zijn missie, met name de aanval op het rationeel, wetenschappelijk denken. Hij verwijt ‘het pure denken’ een verregaande minachting voor de traditionele mens die men beschouwt als ‘onverbeterlijke types die niet voor zichzelf willen denken’. Er is dus “iets hogers” volgens de auteur. Wat dat dan mag zijn, wordt niet meteen helemaal duidelijk. Ik heb als lezer meermaals het gevoel dat ik cryptische puzzels moet ontcijferen. Regelmatig ontstaat er kortsluiting in mijn hersenen. Uiteindelijk komt tot uiting dat Abspoel het vaste idee heeft dat slechts ‘de traditionele geest’ een besef heeft van afhankelijkheid van, en medeverantwoordelijkheid voor. En daardoor een concrete manier van leven verkiest vóór en mét concrete anderen. Er is, volgens hem, geen ander ‘project’ van zelfvervolmaking denkbaar waarbij de geest meer zou kunnen leren over zichzelf dan via de overgave aan een gemeenschappelijk leven.

Eenvoudig gezegd, we zijn geen eiland, we leren van onze medemens en hebben onze verplichtingen tegenover die medemens. Alsof de filosoof, de wetenschapper, de ongelovige, de aanhanger van verlichtingswaarden, enz. daaraan voorbijgaat? Alsof deze geen belang hechten aan gezelschap of aandacht schenken aan andere mensen, denk ik dan. Abspoel beschuldigt deze groepen in deze uitgave letterlijk van verregaande arrogantie. Bij mij besluipt tijdens het lezen van zijn boek nét hetzelfde: is Peter Abspoel hier dan zélf niet arrogant om dit zonder enige nuance te beweren?
Was het derde deel aanvankelijk veelbelovend, dan zakt het in de laatste hoofdstukken als een pudding in elkaar wanneer de gelovige Peter Abspoel god ter hulp roept om vastberaden zijn punt definitief te maken. Dat is zijn (te respecteren) recht, maar ík ben gevlucht naar de laatste pagina’s.

Op die allerlaatste bladzijden komt hij tot het besluit dat het ‘zich superieur voelende Westen’ steeds meer ongastvrij gemaakt werd voor traditionele zingeving door de voortgaande processen van rationalisering, economisering en technologisering. Ook ontstonden er klassen die geconfronteerd werden met perspectiefloosheid en onzekerheid, in tegenstelling tot een elite die zich thuis voelt in de dynamische samenleving en voortdurend gretig op zoek gaat naar nieuwe kansen en die ook grijpt. Door de modernisering via kolonialisme van de niet-westerse samenlevingen doet het probleem zich nu vrijwel over ter wereld voor. Als, volgens Peter Abspoel, de grenzen van de zogenaamde rationaliteit in zicht komen en als blijkt dat we de wereld niet beter maken voor velen dan bestaat de verleiding dat zowel de rationele groep als de ‘traditionele’ groep het vertrouwen in zowel de rationaliteit als de menselijkheid opzegt.

Bepaald geen opbeurend einde van een boek dat tot in de diepste krochten een probleem heel ingewikkeld analyseert, maar geen oplossingen naar de oppervlakte brengt. Ook is het niet echt nieuw wat hij poneert wat betreft economisering enz .- er zit zelfs absoluut een grond van waarheid in - maar door zijn zwart-wit visie maakt hij er enkel een polariserende versie van. Als hij bovendien zijn Afrikaanse vrienden had gevolgd, had hij zelfs dit boek niet moeten schrijven. Volgens Abspoel lezen zij geen boeken. Omdat je volgens hen niet leert uit boeken, je leert enkel door te participeren aan het leven. Als de auteur deze boude bewering van zijn vrienden had onthouden, sloeg hij dan niet tweemaal de bal mis door dit moeilijke boek te schrijven? Misschien had hij daar toch eerst eens goed  moeten over reflecteren…
Peter Abspoel
Sophia De Wolf
Non-fictie
Recensent
_Sophia De Wolf Vrijwilliger bij het Huis van de Mens Zottegem
Meer van Sophia De Wolf

_Van zelfde auteur

_Nieuwste recensies

Bekijk alle nieuwe recensies