17 oktober 2022
De beloofde stad. Opkomst en ondergang van het koninkrijk der wederdopers.
In het eerste deel van het boek wordt ons duidelijk gemaakt dat door de Reformatie in de zestiende eeuw nogal wat mensen effenaf op drift raakten. En losgeslagen van hun wortels op zoek gingen naar een nieuwsoortige religie die andermaal zin aan hun bestaan zou geven. De één vond deze bij Maarten Luther in Wittenberg, een ander bij Melchoir Hoffman in Straatsburg.
Terecht worden rovers en dieven gehangen, maar waarom laten we die Romein (de paus) zijn gang gaan? Hij is de grootste dief en rover die er bestaat, en dat geheel in de naam van Christus en Sint-Petrus - citaat uit Luthers ‘Open Brief’ van 1520, zijn frontale aanval op de heilige stoel (pagina 30).
Weer anderen zochten hun heil bij radicale hagepredikers van een bijzonder extremistische hervorming die bol stond van een sterk apocalyptisch en eschatologisch gedachtegoed. Dit uitte zich onder meer in prediking, profetie en inwendige openbaringen. Begrijpelijk dat dergelijke begenadigde en krijgshaftige redenaars bij de ‘op drift geraakten’ een willig oor vonden. Hun aanhangers werden ‘wederdopers’ genoemd en doorheen de jaren zowel door katholieken als protestanten als ketters vervolgd.
Het tweede deel van het boek beschrijft de sensationele opkomst en ondergang (Aufstieg und Fall) van het doperse ‘koninkrijk Munster’. Het ‘Nieuwe Jeruzalem’ waarin de Haarlemse bakker Jan Matthijsz en kleermaker Jan Beukelsz (Jan van Leiden) een hoofdrol speelden. Panhuysens docu-dramatische reconstructie van dit Koninkrijk op aarde speelt zich af als een film met een extravagante plot en een ijzeren cast van gecompliceerde, indringende personages. Het dopersbewind in Munster (1534-1535) vormt dan ook één van de meest bewogen bladzijden van de zestiende eeuw.
In het voorjaar van 1534 maakte een Nederlandse sekte zich namelijk meester van de Westfaalse stad Munster; het Nieuwe Jeruzalem. De ‘plek der plekken’ waar niemand minder dan Christus uit de hemel zou neerdalen om een Laatse Oordeel over de mensheid te vellen. Alle burgers werden voor de keuze geplaatst: vertrekken of zich laten dopen. Geld en bezit werden op staande voet afgeschaft, onder verwijzing naar oudtestamentische voorbeelden werd de ‘veelwijverij’ doorgevoerd, ongetwijfeld het meest bekende en spraakmakende aspect van het Munsterse experiment. Als klapstuk kroonde men een kleermaker tot koning en de profetie van de beloofde stad vond daarop zijn weg naar de Nederlanden.
Waartoe de prediking van de radicale reformatie kon leiden, was in 1525 al gebleken in de Boerenoorlog. Maar de verpletterende nederlaag die Thomas Müntzer met zijn volgelingen leed, verhinderde niet dat er apocalyptische predikers bleven rondzwerven (pagina 41). Een van hen heette, zoals eerder al aangehaald, Melchior Hoffman. Hij werd als prediker uit Sleeswijk verbannen. Gevlucht naar Straatsburg, kwam hij in aanraking met een illustere plejade van radicale kopstukken. Een openlijk conflict met Martin Bucer, de reformator van Straatsburg, leverde Hoffman een arrestatiebevel op. Hij vluchtte naar Emden en trof er stromen vluchtelingen uit de Nederlanden, aan wie hij zijn verhaal dankbaar kwijt kon. Hoffman voorspelde onder meer dat het hemelse Jeruzalem op aarde zou neerdalen op Allerheiligen van het jaar 1533 (pagina 101). Pittig detail: de oordeelsdag verstreek merkwaardig genoeg in verpletterende alledaagsheid.
Ongeveer gelijktijdig wees de bisschopsstad Munster een klein kerkje toe aan Bernhard Rothmann, een rabiate antikatholiek. De prediker oogstte opmerkelijk veel succes en in 1532 ging het stadsbestuur helemaal overstag en werd hij tot stadsreformator aangesteld. Het gevolg was voorspelbaar: Munster werd dé zoete inval voor een bont allegaartje aanhangers van een radicale reformatie, bannelingen en door de inquisitie opgejaagden. Onder hen bevonden zich opmerkelijk veel Nederlanders.
En toen stonden er plotsklaps twee profeten van iets kleiner formaat op: Jan Matthijsz uit Haarlem en Jan Beukelsz uit Leiden. Matthijsz was een imponerende verschijning, die in Amsterdam de wederdopers de schrik op het lijf jaagde met zijn prediking dat het eindgericht over amper anderhalve maand aan zou breken. De volwassendoop moest dus in allerijl hervat worden om het geijkte getal van de 144.000 uitverkorenen vol te maken (pagina 199).
Aansluitend trok ook de gewezen karmeliet Hendrik Rol richting Amsterdam (pagina 149). Hij had een jaar in Munster doorgebracht, en vertelde er de doperse broeders en zusters opgetogen wat hij daar voor gemeenschap aangetroffen had. Een voorwacht Amsterdammers ging op gezag van Jan Matthijsz op onderzoek uit. Toen daar het zogeheten ‘Wonder van Overwater’ plaatsgreep (een klein groepje herdoopte uitverkorenen had klaarblijkelijk een overmacht bisschoppelijke soldaten de toegang tot Munster met succes verhinderd) was het ineens duidelijk: God zelve had laten zien dat niet Straatsburg, maar Munster het Nieuwe Jeruzalem zou worden (pagina 159). En dus toog ook Jan Matthijsz naar Munster. De profeet vestigde er zijn gezag en overtuigde Rothmann van de noodzaak van de wederdoop. Alle doopweigeraars werden uit de stad verdreven. Vanaf februari 1534 werd het doperse regime er ingevoerd. Dit was immers de uitverkoren locatie waar de 144.000 godsgetuigen veilig waren voor de oordelen waarmee de op handen zijnde ‘wederkomst’ gepaard zou gaan.
Jan Matthijsz was zozeer in de ban van zijn profetenrol dat hij in april met twintig medebroeders een uitval waagde naar het bisschoppelijke leger, dat de stad inmiddels aan het omsingelen was. Hij meende onkwetsbaar te zijn, maar werd letterlijk in stukken gehakt. Had deze profeet het bij het verkeerde eind gehad? Gelukkig was Jan Beukelsz van Leiden (Jan van Leiden) er nog. Hij trok onverwijld de profetenmantel van Jan Matthijsz aan, ordende het doperse regime naar zijn hand en besteedde hierbij extra aandacht aan de verdediging van de stad.
Jan Matthijsz was zozeer in de ban van zijn profetenrol dat hij in april met twintig medebroeders een uitval waagde naar het bisschoppelijke leger, dat de stad inmiddels aan het omsingelen was. Hij meende onkwetsbaar te zijn, maar werd letterlijk in stukken gehakt. Had deze profeet het bij het verkeerde eind gehad? Gelukkig was Jan Beukelsz van Leiden (Jan van Leiden) er nog. Hij trok onverwijld de profetenmantel van Jan Matthijsz aan, ordende het doperse regime naar zijn hand en besteedde hierbij extra aandacht aan de verdediging van de stad.
Het tekent de retorische gaven van deze zelfbenoemde profeet dat hij in staat bleek zichzelf tot koning te kronen en de polygamie in te voeren. Dit laatste legitimeerde hij met een beroep op het Oude Testament. (…) De grote mannen van het oude verbond waren allen heilig en polygaam. Gideon had zeventig vrouwen, Lamech twee, Abraham had verschillende vrouwen, David bezat er meerdere en verleidde zelfs de vrouw van een ander, en Salomon, de grootste koning uit het Oude Testament, had er honderden (pagina 225).
Profeet Jan verenigde hier ondubbelzinnig het heilige met het aangename. Masturberen was immers heiligschennis, aangezien God de verspilling van zaad veroordeelde, en prostitutie was in de verordening van de oudsten een doodzonde. Het verleiden van een vrouw was de enige mogelijkheid, en daar liepen de mannen elkaar al snel in de weg. De gefrustreerde geslachtsdrift hing als een zware donderwolk tastbaar boven de stad. Mediterend en tot God biddend kwam Koning Jan alras met dé oplosing voor de vrouwelijke overmacht: polygynie. Vrouwen waren in zijn wereldbeeld nu eenmaal de belangrijkste hindernis voor het bereiken van een waarlijk christelijke samenleving (pagina 223). Onnodig te vermelden dat deze veelwijverij alsnog voor veel problemen heeft gezorgd. Zeker in het begin moest de profeet met zijn gerecht nogal wat uitspraken doen over de rechtmatigheid van deze of gene relatie.
Tot slot nog dit. Dit bijzonder vlot geschreven en voor een breed publiek bestemd boek gaat finaal over de strijd tussen geloof en macht en de wrijving tussen verbeelding en werkelijkheid, waarin passie en doodsangst, bruut geweld en vindingrijkheid elkaar afwisselen. Het beschrijft met name de beginjaren van de Reformatie. Europa stond op instorten. Geen wonder dat alom geloofd werd dat het einde der tijden nabij was. En nu de Bijbel ook in de volkstaal voorhanden was, hoefde je niet langer Latijn te kennen om dat doemscenario zelf uit de heilige boeken te kunnen opmaken. Denkbaar kan je wat er zich vandaag wereldwijd afspeelt onder ultra-extremistische moslims, vergelijken met wat Luther en in zijn spoor de wederdopers toen bewoog: de ‘terugkeer naar de oorsprong’, andermaal naar de tijd van Jezus en de apostelen, een klein maar uitverkoren gezelschap van super woke en ronduit fanatieke kampioenen van het ethisch reveil.
Historicus en voormalig journalist bij Het Parool en De Groene Amsterdammer Luc Panhuysen heeft deze bewogen, bijwijlen fantasmagorische wederdopersgeschiedenis buitengemeen nauwgezet gereconstrueerd. Met bijzondere aandacht voor saillante details brengt hij de stad Munster en de protagonisten van het doperse bewind tot leven, zonder daarom in de val van al te waardeloze spektakelzucht te trappen. De zo nu en dan hilarische kronieken worden onvooringenomen beschreven, soms met een ietwat meesmuilende klanktoon, maar naar mijn aanvoelen steevast met tonnen gevoel voor empathie met de protagonisten.
Zo kunnen onder meer zijn uitspraken rond de invoering van de veelwijverij (…) De gefrustreerde geslachtsdrift hing als een zwarte donderwolk boven de stad; tegenover een kleine 2000 mannen bevonden zich circa 5000 vrouwen… mogelijk vragen oproepen, want of de mannen elkaar nu effectief in de weg liepen in het verleiden van vrouwen, zoals Panhuysen schrijft, is vandaag niet echt na te gaan. Nuja. Ik noem dat soort boude standpunten liever schoonheidsvlekjes, want wie anders dan de schrijver zelf bepaalt de inhoud van zijn (geschiedenis)boek?
Benny Madalijns
Meer van Benny Madalijns
Benny Madalijns