17 oktober 2022
Penelope
Penelope is vrouw, moeder en chirurg. Terwijl thuis haar dochter worstelt met de ablatief en met haar puberteit, redt Penelope levens in een veldhospitaal in Aleppo. Maar in de bikkelharde oorlogsrealiteit verliest ze ook patiënten, loopt ze trauma's op, en merkt ze dat ze haar roeping steeds moeilijker verzoend krijgt met haar gezin.
De opdracht, in de vorm van drie pagina-vullende tekeningen, is voor Hanna, aan wie het hoofdpersonage uitlegt dat ze wel Penelope heet, zoals de vrouw van de legendarische Odysseus, maar dat ze niet thuis zit te weven en wachten tot haar man terugkomt. Inderdaad, na 32 missies in tien jaar in vluchtelingenkampen, komt ze aan in de luchthaven, daarna aan huis, dan in de woonkamer thuis en er is niemand om haar te verwelkomen. Ze weet dat niemand haar nog opwacht want “Ze zijn het gewend geraakt. Ik verdwijn en ik verschijn.” Als ze dus in de woonkamer binnenkomt, is die erg leeg en haar “hallo” klinkt erg ijl. Als haar man, Otto, zijn hoofd binnensteekt is zijn begroeting “Ik zat op de wc.” Er volgen ook geen warme knuffels en als Penelope naar haar kamer gaat, ligt het bed er nog onopgemaakt bij, zoals ze het achtergelaten heeft toen ze vertrok.
Als ze haar reistas opendoet, zit daar, opgekruld, een geheel roodgekleurd meisje in. Haar man begint het eten te bereiden en geeft haar in afwachting een glas wijn. Ze praten en wennen weer wat aan elkaar. Hij heeft haar zus met kinderen en haar moeder uitgenodigd voor het ontbijt en reageert op haar negatieve reactie met “Ze willen gewoon even checken of je niet ontploft bent in Aleppo.” Duidelijk ironisch-grappig bedoeld, maar dat valt niet in goede aarde. Otto - zo heet haar man - is dichter, huisman, papa en mama voor hun dochtertje van dertien, Helena.
We hebben al met haar al kennisgemaakt in een reeks gestripte pagina’s waar het leven van moeder en dochter op eenzelfde dag parallel getoond worden. Beiden zijn getekend in een gelijklopende boven- en onder reeks, zodat we in de onderkant meemaken hoe moeder een moeilijke operatie aan het uitvoeren is in een veldhospitaal ergens in Aleppo waar een zwaargewond meisje, die de leeftijd heeft van haar dochtertje, binnengebracht is. Het zijn knappe, dramatische beelden: close ups van handen die snijden, operatie uitvoeren, heel even de operatieruimte, grijze kleuren, behalve dan het rood van het bloed in de open snijwonden en uit haar mondhoek vloeiend. Veelzeggende beelden van Penelope’s ogen die zich opensperren en dan meteen gepijnigd-triest.
In de bovenste reeks ligt Helena te slapen, begint ongemakkelijk te woelen en ook daar is er bloed. Helena kijkt ernaar, gaat naar de keuken en belt haar grootmoeder. Oma komt meteen en toont haar kleindochtertje hoe het allemaal moet met een maanverband. Dit gebeurt in het sterk klare licht van de badkamer, terwijl onderaan Penelope in het vale grijs haar operatiekledij uittrekt, moe en verslagen, er verwezen bij staat te kijken terwijl dochter en oma staan te giechelen met het hele gedoe. De dubbelstrip eindigt met oma en kleindochter gezellig in de keuken. Onderaan een close-up van het dode, bebloede gezichtje van het meisje, hoofd in de kom van Penelope’s handen.
Met deze tekening-in-woorden van enkele bladzijden probeer ik duidelijk te maken dat er veel meer te zien, lezen, beleven en bewonderen valt dan je zou kunnen besluiten uit de beschrijving van de plot van Penelope.
Deze strip gaat over één van de vele cultureel bepaalde verwachtingspatronen: de rol van man en vrouw. “De” vrouw is nu ontvoogd. Maar hoever kan ze gaan met die nieuwe vrijheid? In dit geval: in hoeverre is het belangrijker een aanwezige moeder te zijn in het leven van haar dochtertje? Judith Vanistendael had ook in haar vorige strips sociale thema’s als onderwerp. Haar eerste boek De maagd en de neger ging over racisme, haar tweede boek Toen David zijn stem verloor over terminale kanker, de derde Mikel over terrorisme. In dit boek voelt de vraagstelling aan als van een gestreden strijd, als bijna een stereotype.
Misschien is dat wel beter, want nu kan je Penelope lezen als een verhaal van twee mensen met hun eigen verwachtingen, wensen, plannen, waarvan man en vrouw écht van elkaar houden, een dochtertje hebben waar ze - ook Penelope - oprecht van houden. “Ik hou zoveel van haar dat het soms pijn doet.” Maar die toch ieder hun eigen verhaal leven, niettegenstaande wat familie en omgeving ervan denken, niettegenstaande de pijn en de trauma’s die dit meebrengt. Penelope, achtervolgd door het rode “spookje” van het dode meisje gaat zelfs naar een therapeute. Tot ze plots tijdens een therapiesessie op het einde van het verhaal beseft: ‘Mijn opa, die was ALTIJD weg. De wereld gaan redden! Hij kreeg er godverdomme een eredoctoraat voor! En NEE, hij zorgde niet voor zijn kinderen. En JA, hij hield van hen. Ik ben trots op mijn opa. Hij was daar waar hij nodig was. Niet hier. Ik denk… dat… Ik heb u niks meer te vertellen.’ Ze heeft haar keuze gemaakt en na het kerstfeest sluipt ze met haar rode reistas het huis uit.
Voor Otto liggen de dingen gemakkelijker. Hij is dichter, kan dus gewoon thuis blijven en daar “werken” aan een volgende bundel terwijl hij wast, plast, kookt, voor zijn dochtertje zorgt. Het lijkt hem allemaal best af te gaan. Hij kan er ongeschoren en eerder slordig bijlopen en nu en dan uitpakken met enkele mooie gedichten. De teksten van de gedichten in deze strip zijn van de pas overleden Bernard Dewulf.
Ook voor Helena is de afwezigheid van haar moeder niet echt een probleem. Als er wat is waar ze niet mee terecht kan bij haar vader, is er altijd nog oma, zoals dat het geval was met haar eerste maandstonde.
Ook voor Helena is de afwezigheid van haar moeder niet echt een probleem. Als er wat is waar ze niet mee terecht kan bij haar vader, is er altijd nog oma, zoals dat het geval was met haar eerste maandstonde.
Het lijkt wel alsof Judith Vanistendael om inspiratie voor haar strips telkens op zoek gaat naar thema’s die actueel zijn, die vragen stellen, liefst controversieel zijn. Ze zegt daar zelf van dat de thema’s zichzelf aandienen en dat zelfs de personages ergens bepalen hoe ze zijn en handelen, wat ze daarna doen en dus hoe het verhaal verloopt.
Wat we te lezen krijgen, zijn telkens opmerkelijk “echte” verhalen die gaan over liefde, pijn, verlangen, gemis, conflict, maar die ook heel vertrouwd aandoen, heel warmmenselijk, met een soort genezende onderhuidse humor. “Ik maak ze zo verleidelijk mogelijk, ik maak ze zo dat ze je raken. Misschien dat je daardoor een zekere warmte ervaart?”
Dat zit hem natuurlijk ook in de textuur van het tekenen, dat zich vertaalt vanuit haar vakmanschap. Zo is Penelope, na een vorig moeilijk met kleurpotlood gekrast-getekend album een graphic novel waarin ze met een vloeiende, zachte, expressieve aquareltechniek aan de slag gaat. Wat betekent dat ze weer een totaal andere en moeilijke techniek moest meester worden. Iets wat ze zichzelf bij iedere nieuw werk blijkbaar oplegt. Om “goed” aquarel werk te maken moet je overweg te kunnen met zacht penseel en waterverf, moet je ontzaglijk veel schilderen. Tot wat je schildert nonchalant juist lijkt. Wat Judith Vanistendael gedaan heeft en nu kan. Ze kleurt niet mooi binnen de lijntjes en inderdaad zonder dat het stoort en gewoon “juist” is.
Dat “juiste” leeft ook in haar tekenstijl die huishoudelijk slordig is, met de losse hand gedaan, zonder één enkele met de lat getrokken rechte lijn. Die nonchalance toont echter de creativiteit, de levendigheid, die je doet voelen net alsof je bij het zopas gebeurde aanwezig bent. De kleuren zijn warm, zuiver, met een beperkt palet, waar je vertrouwd mee geraakt, er blijft in lezen, in thuis bent.
Ook de dialogen zijn natuurlijk, op het randje af, volks maar écht en helemaal passend bij de warmte van de rake tekenribbels en ook de met waterverf gekleurde personages, met dezelfde warmte. Ze zijn zo onfeilbaar gewoon dat je weet dat er hard aan gewerkt is… “Ik hou van die menselijke verhalen. Verhalen op mensenmaat”.
Net zoals aan ieder onderdeel van de strip, die er uitziet alsof hij op een paar weken getekend is, terwijl hij het werk is van drie, vier jaar… Ook de grootte en de plaatsing van de “lijstjes” zijn geen toeval. Zoals de boven- en onder-reeks waar ik het daarnet over had, zijn er lijsten een ganse pagina groot die ruimte en verwachting scheppen, soms staan ze druk bij elkaar om details te tonen of in te zoomen op de bijna verborgen sequentie van een handeling. De lijstindeling valt zelfs gewoon weg als Penelope weer geconfronteerd wordt met het dode meisje, in een helemaal buiten de lijnen van haar tekening lopend rood. Ook in de grijze atmosfeer van kamp en operatie kan een omlijsting gewoon wegvallen.
Zo is er een pagina zonder spraakballonnetjes. Nochtans op een pagina met veel mensen die rond een tafel zitten en praten. Je herkent de ervaring van je “alone in the crowd” te weten en je beseft: Penelope ziet scherp al “haar” bekenden en familie nog een laatste keer maar hoort er al niet meer bij. Ze zal weer weggaan…
Het boek besluit dan ook als volgt: “Ik heb een dochter. Over een week wordt ze achttien. Ik zal er niet zijn op haar verjaardag. Dit verhaal is voor haar.”
Zo is er een pagina zonder spraakballonnetjes. Nochtans op een pagina met veel mensen die rond een tafel zitten en praten. Je herkent de ervaring van je “alone in the crowd” te weten en je beseft: Penelope ziet scherp al “haar” bekenden en familie nog een laatste keer maar hoort er al niet meer bij. Ze zal weer weggaan…
Het boek besluit dan ook als volgt: “Ik heb een dochter. Over een week wordt ze achttien. Ik zal er niet zijn op haar verjaardag. Dit verhaal is voor haar.”
Een Graphic Novel van Judith Vanistendael is telkens een cadeau. “Kunst bestaat pas als je het weggeeft. Mijn strips zijn mijn cadeautjes voor de mensen.”
Victor De Raeymaeker
Meer van Victor De Raeymaeker
Victor De Raeymaeker