François Rivière en Philippe Wurm
Victor De Raeymaeker
Non-fictie
  • 729 keer bekeken
  • minuten leestijd
  • Reacties

Waardering

2 februari 2023 Edgar P. Jacobs, De Doemdromer
Edgar P. Jacobs, De Doemdromer, is een biografisch hommage-album ter gelegenheid van de 75e verjaardag van de eerste publicatie van de gekende reeks stripalbums “Blake en Mortimer”.
Een strip van 144 bladzijden over Edgar P. Jacobs, met een scenario van François Rivière, de man die zovele gesprekken voerde met Jacobs en die getekend heeft in een stijl die ernaar streeft die van Jacobs te benaderen: succes gegarandeerd.
Het is inderdaad een merkwaardig verschijnsel dat een striptekenaar die nog mee aan de wieg stond van het weekblad “Kuifje” waarin hij 75 jaar geleden een eerste verhaal publiceerde van twee eerder ongewone striphelden, Blake en Mortimer, nog altijd zo populair is dat er ondertussen al meer follow-up Blake en Mortimer albums gepubliceerd zijn dan de oorspronkelijke acht die door hemzelf werden getekend. Edgar Jacobs blijft fascineren, oude getrouwe lezers willen zich onderdompelen in die speciale wereld die de zijne is, nieuwe lezers ontdekken het Jacobs Universum en geraken eraan verslaafd.
Een biografie is altijd welkom, want wie was die man toch?
We weten zo ongeveer allemaal wel dat hij geboren werd in 1904 in Brussel en stierf in een klein dorpje Lasne, in 1987. Hij tekende al vanaf zijn prille jeugd, maar toch was het zingen en de opera die hem aantrokken. Als de oorlog er niet geweest was die daar een stokje voorstak, was hij zijn carrière als operabariton waarschijnlijk blijven verderzetten. Hij was nu zonder werk, maar men wist gelukkig dat hij ook goed tekende.
Gelukkig voor ons en latere striptekenaars en lezers, moest hij weer aan het tekenen gaan. Hij werd aangesproken voor het tekenen van posters, catalogi en illustraties in tijdschriften en boeken. Zo komt het dat hem gevraagd wordt mee te werken aan een eerste Belgisch striptijdschrift “Bravo” waarvoor hij tijdens de oorlog een door de bezetter verboden Amerikaanse strip “Flash Gordon” zal afsluiten met één aflevering waarna hij er een eigen vervolg zal voor tekenen. Hergé vraagt hem mee te werken aan de verbeterde heruitgave van de eerste Kuifje-albums. Als dan in 1946 het stripkrantje “Kuifje” verschijnt, werkt hij daaraan mee, samen met Hergé, maar is halftijds ook bezig met een eigen strip te tekenen, met als hoofdpersonages het duo Blake en Mortimer. Hij is dan al 42. Die strip wordt “Het Geheim van de Zwaardvis” waarmee hij meteen de toon zal zetten voor zijn verdere albums: een eigen soort realistische sciencefiction zonder gekdoenerij, maar waarin het goede altijd zegeviert over imminente dreiging en het duistere boze.
“Blake en Mortimer” is meteen de strip die lezers van Kuifje eerst lezen voor ze doorbladeren naar, bijvoorbeeld, “Kuifje”.

De grote doorbraak komt er met “Het Gele Teken” waardoor hij internationaal bekend geraakt en de verkoop van zijn albums de hoogte inschiet. Het zal hem in staat stellen in “Le Chemin du Bois des Pauvres” in Lasne, een eigen huis te kopen.
In de veertig jaar dat hij tekent, komen er slechts acht albums.  Dat komt omdat hij zo uiterst nauwgezet is, uitgebreid opzoekingswerk verricht, ter plekke gaat kijken, veel leest over alles wat met het thema van zijn verhaal te maken heeft, maquettes en gebruiksvoorwerpen (na)maakt om ze in het “echt” te kunnen zien, Zo lezen we in dit boek hoe hij naar Londen reist voor het decor van het “Gele Teken” en de haven van Brussel gebruikt als substituut voor de Londense die hij vergeten was bij zijn bezoek en Thurn en Taxis voor de Londense Dokken. Ze, want zijn vrouw reist altijd mee, maken plannen om naar Tokio te reizen voor het volgend avontuur.
Toch is Jacobs zelden tevreden met zijn eigen werk en met de stijl die hij hanteert, samen met Hergé en die de fameuze “klare lijn” zal genoemd worden. Moeilijk, zo’n klare lijn, als je ook nog eens gedetailleerd realistisch wil zijn en liever “gewoon” zou willen tekenen en de klare lijn je enkel opgedrongen wordt door het drukproces. Zo beweert hij.
Dat wordt allemaal beeldend verteld in deze strip, vol anekdotes, met veel liefde, aandacht en humor en door Philippe Wurm getekend op de manier van Edward Jacobs. Tenminste: je voelt wel dat je een verhaal leest waarbij je rondloopt in een Jacobs decor, maar toch nog net niet helemaal. Dat komt omdat Philippe Wurm zich nog niet voldoende ver-Jacobst heeft. Zijn tekeningen zijn nog te vluchtig, de klare lijnen hebben nog niet die stevigheid, het doorwerkte en verzorgde van die van de meester, de sfeer die Jacobs creëert met gerichte inkleuring en centrale kadrering heeft hij ook nog niet in de hand, zijn personages zijn iets te karikaturaal, zoals in “grappige” strips.
Maar misschien is dit ook de bedoeling. Het album heeft daardoor iets zeer aantrekkelijk lichtvoetigs en lukt erin die “andere” kant van Jacobs aan bod te laten komen, gewoonlijk “vergeten” door de meeste biografen die graag de nauwgezette, onzekere, pessimistische, extreem perfectionistische, wantrouwige, altijd alleen werkende eenzaat beschrijven die Jacobs was. Naast de “imposante, eerwaardige, uiterst nederige man”, die François Rivière leerde kennen, krijgen we hier ook de levenslustige Edgar die te pas en te onpas luidop uitbreekt in het zingen van aria’s, geniet van het knusse, huiselijk leven met zijn “Sjoeke”, met de hond die hij bijna doodrijdt en dan adopteert, geniet van het naar de opera gaan en die thuis te beluisteren. Hij gaat met zijn vrouw lekker uit eten en thuis zijn koken en eten ook erg belangrijk. Hij is de man die grappen uithaalt, ervan geniet de “zingende schrijver die tekent” te zijn, die gewild theatraal, grappig en speels kan zijn in de samenleving, die communicatief is en gemakkelijk praat, die “een briljante gesprekspartner is, zeer warm”. 
In zijn albums is er geen grappige, stuntelige figuur, zoals dat in de meeste strips het geval is (Lambik, Haddock, Nero, Janssen en Janssens). Wat misschien nog het meest een vorm van humor benadert is het typisch Britse “understatement” waarvan zijn echt Britse flegmatische hoofdfiguren soms gebruik maken.
“Mijn werk moet reëel lijken. In Blake en Mortimer kan ik niet burlesk zijn.” En: “Ik wil een precieze getuigenis van onze tijd doorgeven,” zegt hij daarover zelf. En wie kan het beter en blijkbaar met een zekere mate van eerbied omschrijven dan de grote Franquin himself: “Het realisme van uw tekeningen is soms zo krachtig dat er een quasi-hypnotiserende kracht van uitgaat. Uw extreem originele transcriptie van de realiteit maakt veel indruk. Uw inktlijn is niet zo maar een lijn om de vorm. U slaagt erin uw lijn zo te tekenen dat ze tegelijk bijdraagt tot het realisme en de grafische schoonheid.”
Prettig zijn de kleine details die François Rivière en Philippe Wurm uitzaaien over het ganse boek en waarmee je als aandachtige lezer gaat spelen: het decor van de Marollen en het Vossenplein waar hij tweedehands “Nick Carter” boeken opduikt, er “Bock Léopold” gedronken wordt, in cafés met de naam “In de Kwak” op het uithangbord, of “Tot ziens” en “Chez Huguette” voor klanten die iets meer willen dan een drankje. De aandachtige lezer zal “Le cabinet du docteur Cagliari in de Hambra opmerken, Ste Gal,  De “Chemins de Fer Economiques”,  Exposition McManus in Galerie Champaka, Theatre Seastpol, Het INR NIR Radiohuis op het Flageyplein, de Treurenberg, het decor van het Warandepark met, getrouw, de standbeelden, Galerie Evenepoel,  het Congresplein 1943, de typische gele “kasten” van trams, de Muzikale Comedie “Lambic Walk” en een affiche met “Tintin aux Indes”. Het is allemaal zo herkenbaar: Oostende, de dijk, de autostrade Brussel-Oostende met het weinige verkeer, het gele “Kevertje” waar ze mee rijden.
Kledij, mode, modellen auto’s, stijlmeubels, gebruiksvoorwerpen, huisinrichting: het is allemaal het decor Brussel zoals Jakobs het gekend heeft. Zelfs Quick en Flupke lopen er even in rond.

En Jacobs, altijd onzeker, die niet beseft dat hij nog tijdens zijn leven “de” grote klassieker is geworden… Met een vrouw die zegt: “Je bent zo grappig. Je spreekt als een boek.”

Een heerlijke strip, zeker voor Jacobs-fans, die de verhalen tot in detail kennen en ze nu met hernieuwd inzicht gaan herlezen. En voor al diegenen die het geluk hebben na deze strip Jacobs voor het eerst te gaan lezen.

Victor De Raeymaeker
Schrijver: François Rivière
Tekenaar: Philippe Wurm

François Rivière (1949) is literair criticus (Le Figaro), uitgever, romanschrijver, vertaler, biograaf en auteur van verschillende boeken over detectiveliteratuur en kinder- en jeugdliteratuur. Hij is ook een stripboekschrijver.

Philippe Wurm (1962) is stripauteur.
François Rivière en Philippe Wurm
Victor De Raeymaeker
Non-fictie
-
_Victor De Raeymaeker - Recensent
Meer van Victor De Raeymaeker

_Van zelfde auteur

_Nieuwste recensies

Bekijk alle nieuwe recensies