Benno Barnard
Nick De Clippel
Non-fictie
  • 919 keer bekeken
  • minuten leestijd
  • Reacties

Waardering

23 februari 2023 Afscheid van de handkus
Net als ‘Dagboek van een landjonker’ (2013) en ‘Zingen en creperen’ (2014-2017) is ‘Afscheid van de handkus’ is een literair dagboek, maar dan met een roman als toetje, op de laatste honderd bladzijden.
Die roman is overigens het enige werk in dat genre dat Benno Barnard tot nog toe heeft neergepend. En dan doet hij nog alsof iemand anders dat verhaal geschreven heeft, een wel vaker gebruikte kunstgreep die snel verraden wordt door de schriftuur van de ware dader. Overigens verklapt zoon Christopher eerder al in een van de dagboekfragmenten dat het verhaal een anagram is van het dagboek. Een beeldspraak die de lezer na lectuur niet zal tegenspreken.
Benno Barnard is bekend voor zijn poëzie, essays, toneel, vertalingen en een vroegere column in Knack. Mogelijk ook voor af en toe cassante, maar altijd fraai geformuleerde meningen waarachter men een hooggeletterde, veeleer conservatieve, kritische Europeaan ontwaart. ‘Een nostalgisch kind van het modernisme’, zoals de schrijver dat zelf verwoordt. Bestsellers heeft de man nog niet geschreven en dat is hij naar alle waarschijnlijkheid ook niet van plan, wat niet wegneemt dat hij trouwe lezers heeft die graag even blijven hangen in het schoonschrift van de naar Engeland uitgeweken Nederlander met een bijzondere band met België.
Het eerste deel, Bladzijden van een brillenjood, telt zo’n 330 blz. met dagboeknotities van juli 2019 tot januari 2022. Corona blijft op de achtergrond en besmet invallen, levensfragmenten en ongezouten meningen nauwelijks. We lezen over het grote verdriet van een veel te jong gestorven dochter, over de capriolen van een levendige zoon, over de vreugde lief en leed te delen met Joy. We krijgen veel liefde, ook voor de overleden vader van de schrijver.
We gaan meewandelen met de dichter en zijn twee honden, maar Barnard gaat gelijk ook met de taal het landschap in. Woorden en zinnen snuffelen aan alles en nog wat, buitelen door de natuur, maken zich vuil, zetten af en toe iets in de zeik en worden dan weer teruggefloten. Ze zijn trouwe vrienden van wie de schrijver weet hoe ermee om te gaan, want ze zijn welgeletterd en kennen hun klassiekers; geen straatwoorden die maar wat meehuilen met de wolven in het bos van de goedkope nieuwlichterijen.
Weer thuis kijken we met zijn allen naar Downton Abbey (jawel) of bespreken we iets uit de actualiteit. ’s Anderendaags tafelen we met buren of gaan naar de pub met een vriend: “hij en ik genieten van het kaartspel der volzinnen, beurtelings gooien we een diepzinnigheid, citaat, kwinkslag op tafel” (blz. 322). We bezoeken de zoon in de States en herinneren ons congressen of lezingen. We gaan een keer mee ter kerke en godbetert zelfs naar de uroloog. Wat me eraan doet denken: op een of ander literatuurcongres staat Barnard samen te plassen met Roger Scruton, in wiens filosofieën hij zich m.i. goed kan vinden.
Geloof is een thema, al gaat het over een erg idiosyncratische versie ervan. Barnard gelooft ‘ut intelligam’, maar als een postmoderne Israëliet vecht hij zowel met Jezus als met Nietzsche. Schrijvers – vooral dode – duiken overal op, met Proust op kop, ook al schrijft die “zinnen die als lintwormen de Franse woordenschat verorberen” (blz. 57). Ook Graham Greene, Kafka, Kavávis, Sándor Márai en nog wat anderen komen langs. Belezenheid komt immers niet vanzelf. Als de gelegenheid zich voordoet, mag een sneer naar de cancel culture niet ontbreken. Met andere woorden, het meandert vele kanten op.
Dagboeknotities moeten gelezen worden zoals ze men madeleinecakejes eet: een of hooguit een paar per keer. Dat maakt het een lastige onderneming voor een recensent, ook al gaat het volgens de schrijver om een ‘roman fleuve’ (blz. 155). Of is het ‘een naar fugatisch principe gecomponeerd zootje’ (blz. 79)? Maar het even deelachtig zijn aan de meningen en het dagelijkse leven van Benno Barnard viel zo goed mee dat ik het spijtig vond niet door te kunnen bomen aan de tafel van zijn B&B in Brede.
Deel twee dan. De roman, Afscheid van de handkus, is net als het dagboek, in grote mate een poging de hand van het verleden net niet te kussen (men behoort 4 cm afstand te houden). Voor Barnard is dat verleden immers een dame die te vlug oud is geworden, maar heel veel te vertellen heeft. Een ‘teruggevonden tekst’ brengt de ik-verteller in contact met zijn tragische familiegeschiedenis, maar over de grenzen van de eigen talige kring ook met een nieuwe liefde. Af en toe meent de lezer wat te herkennen dat ook in de aantekeningen aan bod kwam. Als in het dagboek Oostenrijk-Hongarije eventjes ter sprake komt, is de Donaumonarchie hier een onderstroom. Meer mag ik niet verklappen, maar mocht de kleine roman apart uitgegeven worden, ik zou hem zeker aanbevelen. Klein, maar fijn.
Afscheid van de handkus blijft wel voor driekwart een dagboek. De ene dag is vijf woorden waard, de andere enkele bladzijden. Onvermijdelijk staat er al eens een krabbel die er evengoed niet had kunnen staan. Een boek met parerga en paralipomena zal niet iedereen boeien.
Het nieuwe opus zal vooral de fans van Barnards poëzie en stijl kunnen bekoren, maar die worden dan ook ruim bediend.

Nick De Clippel
Benno Barnard
Nick De Clippel
Non-fictie
Nick De Clippel is master in de filosofie (KULeuven). Hij is auteur van het boek 'Waarom Jezus van school werd gestuurd (en Mohammed ook)', dat onlangs verscheen in de publicatiereeks van Kwintessens. Hier kan u een recensie lezen.
_Nick De Clippel -
Meer van Nick De Clippel

_Van zelfde auteur

_Nieuwste recensies

Bekijk alle nieuwe recensies