Pierre Hadot
Karel Van Dinter
Non-fictie
  • 1040 keer bekeken
  • minuten leestijd
  • Reacties

Waardering

25 februari 2023 Marcus Aurelius en de Stoa
Een aangelijnd hondje dat noodgedwongen de fietsende Alain de Botton moet bijbenen om niet gelyncht te worden…

Het beeld waarmee de Stoa in minder dan 2’00 getypeerd wordt in A guide to Happiness – Seneca on Anger. You tube [9’30 - 11’21]
Een stoïcijns hondje? Én een slimme ‘keuze’…

‘Prijs jezelf gelukkig dat je in zo’n janboel een sturende geest hebt in jezelf.’ Marcus Aurelius (Aansporingen XII,14)
Go with the flow! Het was ongetwijfeld niet de overtuiging waarmee Seneca op bevel van Nero gewillig zelfmoord pleegde, maar het is toch wel de gemakkelijkste vulgarisering - en meest verknipte  misvatting - van wat de stoïcijnse filosofie vooral níet is… Ondanks wat populaire trivia, selectieve aforismen en andere clichés over gelatenheid, onverschilligheid, lotsbestemming of fatalisme komen velen maar weinig verder dan de Stoa als een droevige filosofie vol troostende adviezen richting laat-het-los of laat-maar-gaan. Een beetje te veel Let it be van The Beatles misschien?
Citadelle intérieure
Gelukkig is de Stoa meer dan dat… Gelukkig ook dat Pierre Hadot in Marcus Aurelius en de Stoa die karikaturale clichés en platitudes aan de kant zet en de stoïcijnse filosofie gedeeltelijk haar oorspronkelijke diepgang en nuance teruggeeft. Een hele klus - en hooggestemd academisch -, maar een noodzakelijke oefening om de Stoa recht te doen en in haar betekenis te herstellen. 
Marcus Aurelius en de Stoa is de vertaling van La citadelle intérieure. Introduction aux Pensées de Marc Aurèle uit 1992 van Pierre Hadot. Daarin reconstrueert hij de stoïcijnse ethiek tot een ietwat samenhangend stelsel. Dat doet hij door middel van exegetische commentaren op Ta eis heauton van Marcus Aurelius. Want behalve van Seneca (-3 tot 65), Marcus Aurelius (121 tot 180) en enkele verzamelde fragmenten van Epictetus (50 tot ca. 130) zijn er immers weinig stoïcijnse geschriften tot bij ons geraakt. Vooral het gevolg van de censurerende selectiviteit en nonchalance van christelijke kerkvaders en kopiisten...
Ta eis heauton (Aansporingen) is het meditatieve dagboek van keizer Marcus Aurelius dat hij in zijn laatste levensjaren in het Grieks schreef. Het bleef als bij wonder bewaard en kreeg door de eeuwen heen uiteenlopende titels mee zoals Aan Mezelf, Meditaties, Overpeinzingen, e.a. Naast de geschriften van Seneca en lesfragmenten toegeschreven aan Epictetus is het zowat de enige brontekst die een samenhangender beeld kan geven van de Stoa. Ten tijde van Marcus Aurelius reeds 450 jaar oud en concurrentieel met het epicurisme en een groeiend christendom…
Marcus schrijft in Aansporingen over zijn besognes, het overwinnen van emotionele problemen, over vergankelijkheid en nietigheid, over de positie van de mens binnen de kosmos en de eeuwigheid, over de eigen rol als mens en keizer in de samenleving, … Het zijn persoonlijke aantekeningen en filosofische reflecties gebaseerd op de stoïcijnse ethiek van het juiste handelen die hij geleerd had van zijn mentor Marcus Cornelius Fronto. Hadot ziet in Aansporingen vooral een methodiek van filosofische bezinning ontleend aan de leer van Epictetus over de drie disciplines van oordeel, begeerte en handelen. (p.99  e.v.) Pierre Hadot: ‘De drie leefregels (disciplines) komen overeen met de drie activiteiten van de ziel: oordeel, begeerte en impuls, en de drie domeinen van de werkelijkheid: ons individuele oordeelsvermogen, de Universele Natuur en de menselijke natuur.’ (p.68) Vooral op die stoïcijnse lering baseert Marcus zijn eigen regels voor een juist en deugdzaam leven.
Amor Fati
Centraal in de leer van Epictetus stond het geloof aan een kosmische voorzienigheid die de loop van de wereld beheerst. Daar diende alles, ook de mens, zich naar te schikken: ‘Streef er niet naar dat de dingen gebeuren zoals jij wilt, maar wil het gebeuren zoals het gebeurt en je zult gelukkig zijn.’ (Handboekje 8) Nietzsche zou dat inzicht opvatten als de hoogste toestand die een filosoof kan bereiken. Amor fati. Bij hem een dionysische omarming van het bestaan… Hadot beschouwt dat stoïcijnse inzicht veeleer als: ‘(…) zich ervan bewust worden dat geen enkel wezen alleen is, maar dat we deel uitmaken van de Kosmos, dat wil zeggen van het Geheel van redelijke wezens.’ (p.266) Redelijke wezens met een engagement…
Marcus begreep het voor zichzelf als een ethisch engagement: ‘Elk wezen moet zich gedragen conform zijn constitutie. De niet-redelijke wezens zijn, gegeven hun constitutie, ter wille van de redelijke wezens. […] En de redelijke wezens zijn gemaakt voor elkaar. Het belangrijkste aspect van de menselijke constitutie is dus te handelen in het algemeen belang.’ (Aansporingen VII,55)
In Aansporingen vinden we ook de stoïcijnse tweedeling terug van wat van ons afhangt en wat niet. Waarnaast ook de mogelijkheid om ‘zich te bevrijden’... Wat van ons afhangt is ons handelen in het heden. Wat niet van ons afhangt zijn een verleden en een toekomst waar we geen invloed op hebben. Een stoïcijns inzicht dat bij Marcus dan wel een meer berustende en pessimistische invulling krijgt, maar waarbij hij toch streeft naar een actief en deugdzaam handelen ten dienste van de mensheid: ‘Zie erop toe dat je niet verkeizert, verpurpert… Zorg dat je eerlijk blijft, goed, zuiver, waardig en wars van aanstellerij. Wees een vriend van het recht, vereer de goden, wees welwillend, toegenegen, doortastend bij het doen van je plicht. Vecht om zo te blijven als de filosofie je heeft willen maken.’ (Aansporingen VI,30) Spreekt hier een gelaten mens?
Redelijke wezens
Mensen zijn volgens de stoïcijnen redelijke wezens. Daardoor kunnen ze doordacht en intentioneel kiezen voor wat in overeenstemming is met hun ware natuur. Pierre Hadot: ‘De redelijke wezens worden met elkaar verenigd in de mate waarin hun intentie, net als die van het goddelijke Weten streeft naar het belang van het Geheel, in de mate waarin hun intentie samenvalt met het doel waar het goddelijk Weten naar streeft.’ (p.266) Waarmee hij komaf maakt met het beeld van de Stoa als naïef, aarzelend, fatalistisch of onverstoorbaar. Voor de stoïcijn Seneca is niet het doel op zich, maar wel de intentie tot juist handelen de essentie van het goede. (p.245) Morele doelen zijn echter onzeker. Indien men ze stelt dient men dan ook een ‘voorbehoudsclausule’ te hanteren en rekening te houden met voorwaarden en onvoorspelbaarheid. Je handelt dus maar best met enige bedachtzaamheid. Pas dan kan volgens Seneca ‘de wijze niets onverwachts overvallen’ (Over gunsten IV,34,3). Die aanname vinden we ook bij Marcus Aurelius: ‘Je moet je leven daad voor daad opbouwen en tevreden zijn als iedere daad voor zover mogelijk zijn doel bereikt.’ (VIII,32) Daar voegt een zelfverzekerde Marcus - voor zichzelf? -  ietwat intrigerend en fijntjes aan toe: ‘En daarin kan niemand je hinderen.’
Marcus Aurelius, zoals vele stoïcijnen, was zich sterk bewust van vergankelijkheid en sterfelijkheid. ‘Beschouw het menselijke altijd als voorbijgaand en zonder waarde: gisteren snot, morgen mummie of as.’ (VIII,48) Mistroostige gedachten die allicht versterkt werden door de omstandigheden waarin hij tijdens zijn veldtochten tegen de barbaren de Aansporingen schreef. In Filosofie als een manier van leven (1992;2003) steunt Hadot helemaal op de antieke wijsheid voor het verwerven van een goed leven. Daarbij vatte hij de stoïcijnse wijsheid nog samen als ‘de intense bewustwording van de tragische situatie van de mens die door het lot wordt geconditioneerd. (…) we zijn hulpeloos overgeleverd aan de toevalligheden van het leven, aan de keerzijde van het geluk, aan ziekte en aan dood.’ (p.134) Maar elders in dat boek: ‘De stoïcijnen zeggen dat de deugd al genoeg is om gelukkig te zijn.’ (ib. p.221) Deugdzaamheid als een voorwaarde en bron voor blijdschap… Zo zag Marcus Aurelius het ook: ‘Want alles wat je kunt doen volgens je eigen natuur is een genot - en dat is overal mogelijk.’ (X,33,2) Je eigen natuur? Geen zelfbetrokkenheid of egoïsme, maar wel een blijdschap gelegen in ‘Van ganser harte doen wat juist is en zeggen wat waar is.’ (XII, 29,3). Een redelijke natuur… Dat was eveneens de overtuiging van Seneca. Volgens hem was ‘wijsheid een voortdurende bron van blijdschap’, maar enkel voor ‘degene die sterk, rechtvaardig en gematigd is’. (Brieven aan Lucilius 59,16-17)
Glashelder
Vergankelijkheid. Neerslachtigheid. Heel wat in de Aansporingen weerspiegelt een sombere en desolate ingesteldheid. Niet voor niets opent Hadot daarom zijn Voorwoord met een wanhopig en berustend citaat: ‘Weldra zul je alles vergeten. Weldra zullen allen jou vergeten’ (VII,21). Maar meteen stelt hij ons ook fijntjes en opbeurend gerust: ‘Marcus Aurelius vergiste zich. Achttien eeuwen - bijna tweeduizend jaar - zijn voorbijgegaan en de Aansporingen zijn nog altijd springlevend.’ (p.9)
Springlevend? Tja… De Aansporingen werden wel altijd gelezen. Zodat Hadot bij herhaling ook kan wijzen op de inspiratie die nogal wat filosofen en denkers in de Stoa vonden: Pascal, Spinoza, Voltaire, Goethe, John Stuart Mill, Anatole France, … Zelf kampioenen van scherpzinnige aforismen en intrigerende oneliners. Want na een (beperkt) eerherstel door het Humanisme, - heel wat klassieke geschriften bleven immers spoorloos -, werd het steeds handiger om een passend (stoïcijns?) citaat bij de hand te houden. Vooral dan om het eigen betoog kracht bij te zetten…
Hadot noemt de aforismen voor ons dan wel ‘glashelder’ en perfect om te begrijpen, toch krijgen ze pas een authentieke betekenis door hun samenhang met de stoïcijnse filosofie. En, stelt Hadot zelf, die is over de eeuwen heen voor ons moeilijk te vatten. (p.9) Maar dan verdient (onder meer) Nietzsche, - zelf geplunderd wegens zijn geschiktheid voor pittige quotes -, toch meer duiding wanneer hij zich bekent tot de stoïcijnse liefde voor het Lot. Nietzsche: ‘We moeten het niet alleen verdragen, we moeten het liefhebben… Amor fati, dat is mijn diepste natuur.’ (p.187 e.v.) Een tragische kerngedachte van de stoïcijnse filosofie, maar bij Nietzsche toch met een aparte invulling…
Innerlijke Burcht
In de inleiding noemt Hadot Aansporingen ‘een onuitputtelijke bron van wijsheid’ en, op gezag van Ernest Renan, ‘een Eeuwig evangelie’ (p.9). Lof van twee gedecideerd afvallige katholieken… Marcus Aurelius en de Stoa is intussen echter toch ook alweer twintig jaar oud. Hadot gaf het destijds de toepasselijke titel La citadelle intérieure mee. Niet toevallig… Citadelle? Intérieure? De grondige exegese door ‘de onbetwiste autoriteit op het gebied van Stoa en Marcus Aurelius’ (kaft) is nog steeds een pittige uitdaging voor tijdloze minnaars van de klassieke filosofie. Zeker. Maar met een mensheid in ademnood, - bedreigd door een ontketende natuur en de eigen technologie, religieus, politiek en filosofisch op de dool, én met een gebrekkig kompas voor rechtvaardigheid en humanisme, - zou het vreemd moeten zijn om mijmerend met de Aansporingen in afzondering te gaan. Wereldvreemd. Al doen we dat – ondanks de hardnekkige karikatuur van een stoïcijnse-filosofie-die-zich-afkeert-van-de-wereld – toch maar beter wél. Als aanvulling misschien op al dat andere moderne gepieker ten bate van andere gemoedsrust? Bevreemdend toch die citadelle intérieure
Marcus Aurelius en de Stoa is zeker geen gemakkelijk boek. Dat viel ook niet te verwachten… Noem het gerust een ‘inleiding in de klassieke Stoa’ (kaft), maar het veronderstelt dan toch wel enige voorkennis. Gelukkig kreeg het een lintje mee. Dat verraadt op zich al heel wat eruditie en sérieux, maar is handig bij het heen en terugbladeren. En ook al is Hadot gul met quotes en citaten hou toch maar een exemplaar van Aansporingen (Ta eis heauton) en Handboekje (Enchiridion) bij de hand.

Andere tip: lees eerst de Conclusie (p.381) en dan de hoofdstukken Het geval Marcus Aurelius (p.305) en Pessimisme? (p.209). Een rustige instap om het exegetische betoog van Hadot beter te kunnen volgen… Op zoek naar een meer genuanceerd beeld van de keizer-filosoof? Dan is Marcus Aurelius van Anton van Hooff een goede kandidaat…

Karel Van Dinter
Vertaald door Maarten van Buuren

Pierre Hadot (1922-2010) was een Franse filosoof en historicus van de filosofie, gespecialiseerd in oude filosofie, in het bijzonder het neoplatonisme. 
Pierre Hadot
Karel Van Dinter
Non-fictie
Moraalfilosoof
_Karel Van Dinter Moraalfilosoof
Meer van Karel Van Dinter

_Van zelfde auteur

_Nieuwste recensies

Bekijk alle nieuwe recensies