28 april 2020
Intussen komen mensen om. Over politieke betrokkenheid
Het is altijd een beetje spannend wanneer er een op de herkenbare manier verpakt boek van Het Humanistisch Verbond in de bus valt. Uitpakken voelt aan als bijzonder, als een blij kind dat een cadeautje opent. Welk boek zal het ditmaal zijn? Wie is de auteur?
Het interessante is dat ik op die manier boeken lees die ik zelf niet altijd meteen zou uitkiezen. Dat laatste had ik ongetwijfeld ook niet gedaan met het vierde boek van filosofe Alicja Gescinska. Daarin bekijkt ze doordacht of politiek en filosofie verenigbare disciplines zijn. Ze werd namelijk gevraagd om voor Open VLD de Europese lijst te versterken. Ze aanvaardde en belichaamde hiermee haar eigen stelling dat een intellectueel soms zijn veilige schrijftafel moet verlaten om verantwoordelijkheid op te nemen.
Haar engagement veroorzaakte meteen een storm van niet altijd even fijnzinnige reacties die veelal ook gespeend waren van gedegen kennis. Een politiek mandaat werd haar door de kiezer niet gegund. Dat stelde haar de ochtend erna in de mogelijkheid om haar bureau vrij te maken van alles wat met de verkiezingen te maken had - om haar opgedane indrukken te bundelen en haar ideeën en opvattingen op “digitaal papier” te zetten. En om de soms ongefundeerde opvattingen van criticasters allerhande te weerleggen.
Vanaf het tweede hoofdstuk sleept ze mij mee in haar zienswijze en laat me realiseren dat zij over een niet onaanzienlijke hoeveelheid integriteit beschikt. Ook haar pleidooi voor nuance - wat ze de kroon op de beschaving noemt - is veelzeggend. Hoe meer ik in het boek vorder des te meer ik me afvraag wat er nu verkieslijk was geweest. Had fijnbesnaarde Alicja met haar gefundeerde visie een zitje in het Europees Parlement moeten inpalmen of is het toch maatschappelijk voordeliger dat ze in de plaats daarvan dit essay schreef? (waarmee haar eerder geschreven boeken gezelschap zullen krijgen op haar boekenplank). De lezer doet nu alvast zijn/haar voordeel met de gezonde kijk die ze in dit schrijven op een aantal belangrijke thema’s tentoonspreidt.
Vanaf het tweede hoofdstuk sleept ze mij mee in haar zienswijze en laat me realiseren dat zij over een niet onaanzienlijke hoeveelheid integriteit beschikt. Ook haar pleidooi voor nuance - wat ze de kroon op de beschaving noemt - is veelzeggend. Hoe meer ik in het boek vorder des te meer ik me afvraag wat er nu verkieslijk was geweest. Had fijnbesnaarde Alicja met haar gefundeerde visie een zitje in het Europees Parlement moeten inpalmen of is het toch maatschappelijk voordeliger dat ze in de plaats daarvan dit essay schreef? (waarmee haar eerder geschreven boeken gezelschap zullen krijgen op haar boekenplank). De lezer doet nu alvast zijn/haar voordeel met de gezonde kijk die ze in dit schrijven op een aantal belangrijke thema’s tentoonspreidt.
Gescinska komt met belangrijke wetenswaardigheden op de proppen, daarbij steunend op inzichten en stellingen van een groot aantal al dan niet bekende schrijvers, politici, historici en filosofen. Of ze het nu heeft over het herdefiniëren van ‘de elite’, over ressentiment of over het cynisme van kiezers omtrent de politiek, je kan bijna niet anders dan haar heel hard verdenken van authenticiteit en eerlijkheid. Ze ís een filosofe die erin slaagt haar denkpistes helder en met eerlijke gedrevenheid te formuleren. Wat ook zeer te appreciëren is, is dat ze daarbij voorbij hokjes denkt. Partijkaartloze Gescinska doet niet aan strikt categoriseren of star stigmatiseren. Ze kijkt rond met een open, vrije blik. Liberaal dus, in de betekenis van onbekrompen, onafhankelijk. “En nee”, beklemtoont ze, “een liberaal is niet iemand zonder morele principes en scrupules, die alles maar toelaat, voor wie alles gelijk is, omdat niets van waarde is”. Het liberalisme is daarenboven een huis met vele kamers. Je hebt liberalen die eerder links zijn, andere rechts. Ze volgt hierin ook Michael Ignatieff, voor wie gulheid en generositeit de kern vormen van het liberalisme.
Haar betrokkenheid spat bovendien van de bladzijden. En dat heeft ongetwijfeld te maken met het feit dat ze zélf maar al te goed weet dat niets vanzelfsprekend is: zij kwam immers als zevenjarige met haar ouders via ‘t Klein Kasteeltje vanuit het toen onvrije Polen naar het democratische België. Dat verklaart ook de keuze van de titel van haar boek: ’Intussen komen mensen om’. Het is een regel uit een gedicht van Wislawa Szymborska waarin de dichteres stelt dat alles een kwestie is van politiek, zowel de belangrijke als de triviale zaken, zowel het persoonlijke als het algemene. Terwijl mensen alsmaar debatteren en discussiëren, zowel over de grootste staatszaken als over de grootste stompzinnigheden, komen mensen om. Zo gaat het altijd.
De auteur is van mening dat het huidige debat dringend aan herwaardering toe is en een kwaliteitsinjectie nodig heeft. Volgens haar mag de intellectueel niet louter waarnemer zijn, deze moet een concreet maatschappelijk én politiek engagement aangaan. Ze denkt hierbij aan György Konrád en Vàclav Havel - hoeveel grauwer was de geschiedenis geweest zonder hun uitzonderlijke verwezenlijkingen? Hanna Arendt ontbreekt evenmin: Gescinska voert haar op als een filosofe die zich allerminst terugtrok in haar ivoren toren. Het zijn, volgens Gescinska, net filosofen die zich niet verheven mogen voelen boven het politieke gewoel. Filosofie en politiek zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. ‘Political questions are far too serious to be left to the politicians’, waarmee ze Karl Jaspers citeert. “In een tijd van fake news is de rol van de filosoof misschien wel belangrijker dan ooit”, betoogt de auteur. De reflecterende, terughoudende filosoof met zijn eerbied voor waarheid en feiten is allesbehalve een anachronisme.
Uit dit boek blijkt dat haar eigen politiek engagement voor Europa oprecht was. Ze betreurt het dat de media veel te weinig aandacht besteedt aan de Europese instellingen en veel te weinig bericht over wat er in het Europese Parlement gaande is. De auteur benadrukt dat alle mediakanalen het vergrootglas op Europa moet richten. Zonder Europa lukt het niet meer. Europa moet derhalve gered worden van de krachten die het willen vernietigen, in het bijzonder van het rechts-nationalistische populisme. En daarvoor is kennis en inzicht nodig.
Mijn enthousiasme over dit boekje van slechts 150 pagina’s is van die aard dat ik moet opletten dat ik het hier niet helemaal overschrijf. De auteur zélf is heel realistisch over de kracht van de pen. Wanneer ik lees dat zij, daarbovenop, vindt dat we allemaal grotendeels in dezelfde bubbel blijven zitten met gelijkgestemden (en dus bijgevolg aangenomen kan worden dat het slechts “bubbelgenoten” zullen zijn die dit boek zullen openslaan), moet ze bij de volgende Europese verkiezingen misschien tóch maar beter opnieuw proberen een Europees zitje te bemachtigen…
Meer van Sophia De Wolf