Michael Pye
Benny Madalijns
Non-fictie
  • 2102 keer bekeken
  • minuten leestijd
  • Reacties

Waardering

4 december 2021 Antwerpen. De gloriejaren
De Britse historicus Michael Pye werkte als politiek en cultuur columnist voor verschillende Britse kranten. Een tijdje geleden publiceerde hij een nieuw boek: 'Antwerpen. De gloriejaren'. Pye legt in dit, naar mijn aanvoelen, bijzonder pittige en leesbare boek initieel de nadruk op de mensen die in Antwerpen werkelijk het verschil maakten en de stad een unieke reputatie bezorgden: de handelaars en de bankiers, de schilders en de schrijvers, de kaartenmakers en de filosofen.
Zo kon William Tyndale er ongestoord aan de eerste Engelse Bijbelvertaling werken, als je Albrecht Dürer mag geloven, kocht je nergens zo’n geweldige pigmenten als daar en Thomas More liet zijn Utopia niet zo maar toevallig op de Grote Markt van ’t Stad beginnen. Antwerpen was in de eerste helft van de 16de eeuw ontegenspreklijk de ‘Place M’'as tu vu’ van die dagen; en niet alleen voor Jeroen Olyslaegers’ Wildevrouw en haar illuster gevolg.
Pye slaagt er in het boek wonderwel in om enerzijds het unieke karakter van de stad uit te tekenen en anderzijds om haar wereldwijde aantrekkingskracht te ontraadselen. Antwerpen is in die dagen immers Europe’s Babylon, want er gelden geen al te stringente regels binnen de religieuze, de seksuele en de intellectuele sferen. Zolang de heilige koe van de handel maar niet in gevaar komt. Door de ogen van enkele raak gekozen en beklijvende personages als Gilles, de stadsgriffier en Tielman Susato, een beroepsmuzikant (en een resem andere ambachtslui en rare vogels) schets hij een caleidoscopisch beeld en brengt hij deze 16de eeuwse excentrieke en scrabeuze, maar bovenal bloedlinke mercantiele wereldstad tot leven. Een stad die je best kan vergelijken met het 18de eeuwse Parijs en het 19de eeuwse New York. 

Meisjes mochten niet genieten van muziek, maar deden dat altijd wel, mochten zichzelf niet verhitten met dansen of openbaar vertoon, maar desondanks zag Dürer bij zijn officiële burgerlijke ontvangst in 1520 ‘zulke mooie maagden in tableaus als ik zelden heb gezien’. Ondertussen zat er veel leven in de muziek die van de straten kwam: de ademhaling van de stad, uitbundig als een carnaval, bedoeld voor mensen die wisten wat het was om ‘platzak’ te zijn en te vrezen dat de huisbaas je op straat zou zetten. ‘Wat zullen we doen?’ De uitgevers van het heilige werk drukten ook de liedjes. Zo komt er in de Musyck Boexkens van Tielman Susato een vrouw voor die haar man slaat omdat hij gokt. Er zijn ook hoeren in korte rokjes, vrouwen met ‘harde borsten’ en een meisje dat zingt: ‘Kom me nu kietelen, ik ben niet verlegen. Maar scheur mijn jurk niet…’ (pagina 202).*
Ontegensprekelijk een markant schalkse bedoening, maar tegelijkertijd kende de stad van Plantijn en Breughel ook nogal wat niet al te fraaie schaduwkanten: rellen, muiterijen en boven alles de jacht op vermeende ketters. Een buitenissige gesel die als een pikzwarte donderwolk geregeld boven de joodse en protestante inwoners hing.
Het is niet eenvoudig om de contouren van de Gouden Eeuw af te bakenen. Volgens Pye zet je de teller best op nul in 1501, toen de eerste Portugese schepen met specerijen en goud uit de koloniën aanmeerden. En duid je 1585, het jaar dat de Spaanse Habsburgers na jaren van religieuze chaos opnieuw de macht grepen, aan als eindpunt. 

Alexander Farnese, de veroveraar, hield in 1585 zijn eigen blijde inkomst in Antwerpen. Zoals gebruiklijk bood de Maagd Antwerpia hem ceremonieel de sleutels van de stad aan, maar anders dan gebruikelijk gaf hij die niet terug. Hij maakte de sleutels vast aan de ketting van de orde van het Gulden Vlies die hij droeg, om de stad aan deze oude ridderorde van het keizerrijk te binden (pagina 298).
In tegenstelling tot Brugge was Antwerpen vooreerst een bijzonder bijdehandse doorvoerhaven. Alles ging er daardoor véél sneller. In feite werd het een doorvoerstad. Goederen passeerden erdoor, maar ook mensen en daarmee ook ideeën, want dat was het ongelooflijke voordeel van Antwerpen, er was zoveel meer schwung te beleven. Negentig procent van de Britse buitenlandse handel verliep via de metropool, vooral wol en laken, en in ruil bezorgden de tientallen Antwerpse drukkerijen hun de boeken die de Britten zo graag wilden lezen.
In de jaren 1540 gaven de Habsburgers de stad bovendien het alleenrecht voor heel Noord-Europa om kredietbrieven om te zetten in cash. Men begon er dan ook dadelijk met kredietbrieven te werken die verhandeld konden worden in een gloednieuwe instelling, de Beurs. Antwerpen werd zo het bankcentrum van de wereld, ook al was er van banken zoals wij die vandaag kennen nog geen sprake. Voor het geld danst den beer en geld werd er dan ook de maat van alles. Bovendien werd geld sedertdien een dwingend, maar volstrekt abstract idee.
Mensen dachten in die dagen nog niet dat het een positieve evolutie zou zijn om individuen zoveel mogelijk vrijheid te geven. Wel nieuw was dat mensen in termen van geld dachten. Tot dan kocht je een schilderij om het aan je muur te hangen. In het 16de eeuwse Antwerpen kocht je het omdat je het later met winst kon verkopen. Hetzelfde gold voor muziek. Je componeerde niet omdat je dan gespeeld zou worden aan het hof, nee, je publiceerde je composities en verkocht ze. Basta! 

Je kon aan kunst komen zonder met een kunstenaar te praten. De vraag was zo groot dat er in 1515 in de stad meer dan honderd ateliers in vol bedrijf waren. De nieuwe handel was het waard om weg te kapen van de kerkmarkten. Kunst was serieus zakendoen. Een mooi gedocoreerd retabel voor achter het altaar van een kerk kon evenveel kosten als een stoer overnaads gebouwd koggeschip, of als het echt hoogstaand was, wel drieëntwintig keer zoveel (pagina 189).
Wat Antwerpen zo uniek maakte in de eerste helft van de 16de eeuw was dat men ervoor gekozen had om geen oorlog te voeren om religieuze redenen. Iedereen zat iedereen wel te bespioneren en er werd nauw op toegezien dat de anderen de perken niet te buiten gingen met hun processies en optochten, maar niemand werd een kopje kleiner gemaakt. Dat veranderde met de beeldenstorm van 1566, toen radicale calvinisten een einde maakten aan deze vroege kiem van pluralisme en het moorden ‘in naam van’ finaal een aanvang nam. Elf jaar later werd Antwerpen zelfs een calvinistische republiek. Gevolg: nogal wat handel, en vooral de handel in kunstvoorwerpen, werd al gauw opgedoekt.
Nu ja, het had natuurlijk ook totaal anders kunnen eindigen, want de Antwerpse protestanten onderhielden goede contacten met de Ottomanen. Een paar jaar voor de val van Antwerpen waren ze zelfs overeengekomen dat die laatsten hun handel uit Venetië weg zouden halen en naar Antwerpen overbrengen. Stel dat dit doorgegaan was, dan had de wereld er vandaag mogelijk helemaal anders uitgezien. Het was het einde van Venetië geweest en daarenboven hadden de Ottomanen zo een toegang gekregen tot de Noordzee. Wat daarvan de gevolgen geweest zouden zijn kan je uiteraard onmogelijk inschatten. Het kan verkeren.

Wat we nu kunnen bezoeken en bewonderen, kwam later, met een speciaal voor dat doel ingestelde bureaucratie, een religieuze cultuur die mikte op homogeniteit en een stad die zich binnen een rijk keurig gedroeg. Antwerpen is een magnifieke stad, maar het is geen wereldstad meer. Antwerpen is niet als Amsterdam, waar de straatverlichting ’s avonds langs de grachten zo zwak is dat je je bijna kunt voorstellen dat er weer schuiten aan komen varen met goederen die in de koopmanshuizen worden opgeslagen (pagina 24).

Benny Madalijns

* De vertaling voelt dikwijls niet goed aan en zo nu en dan staan er ronduit storende vertaalfouten in het boek. Mijns inziens een meer dan wezenlijke uitschuiver van de uitgever. 
Michael Pye
Benny Madalijns
Non-fictie
Madalijns is van opleiding Leraar Beeldende Kunsten en doctor in de Archeologie & Kunstwetenschappen. Hij is schrijver van amper te publiceren verhalen over denken & doen, zoals het boek 'Ondanks alles / Malgré tout' (ASP). En schilder & collagist van zo maar wat bedenkingen van geest & gemoed. Hij is ondervoorzitter bestuursorgaan Instelling Morele Dienstverlening Vlaams-Brabant. (Foto: Jean Cosyn - VUB)
_Benny Madalijns -
Meer van Benny Madalijns

_Van zelfde auteur

_Nieuwste recensies

Bekijk alle nieuwe recensies