6 december 2021
Vrouwen, verzet en apartheid
Shanthini Naidoo, de schrijfster van dit boek, was aanwezig bij de begrafenis van Winnie Mandela in 2018 om er voor de krant verslag van uit te brengen en als voorbereiding voor een artikel over Winnie Mandela.
Ze stelt vast dat daar nog 4 vrouwen aanwezig zijn, waarvan er één bij het graf spreekt. Ze kent die namen niet en ze is er zeker van dat die ook bij het bredere publiek niet bekend zijn: Joyce Sikhakhane-Ankin, Shantee Naidoo, Rita Ndzanga en Nondwe Mankahla. Dat intrigeert haar, want deze vrouwen waren blijkbaar Winnies medegevangenen en – meer zelfs - medestrijders tegen de apartheid. Als wakkere journaliste van de Sunday Times ziet ze meteen in dat daar stof voor artikels inzit. Immers, van diegenen die echt de “struggle” hebben meegemaakt, zich hebben ingezet en daarom herhaaldelijk in de gevangenis belandden met bijhorende ondervragingen en martelingen, schieten er niet zoveel meer over en diegenen die nog zouden kunnen getuigen, zijn oud en vergeetachtig.
Ze neemt contact op met de vier vrouwen die, tot haar verrassing, allemaal bereid zijn met haar te praten. Die gesprekken openen een ongekende wereld voor Shanthini Naidoo en haar generatiegenoten, voor wie de anti-apartheidstrijd iets is dat ze kennen uit geschiedenisboeken, uit de flarden van gesprekken, uit verhalen die ouderen soms nog vertellen en misschien als een soort folklore, te bezichtigen in een “Apartheidsmuseum”. Wat het betekende onder het apartheidsregime te leven, hebben ze niet ondervonden. Het Zuid-Afrika van na de apartheid ervaren ze als een puinhoop en de ongelooflijke moed waarmee de anti-apartheidstrijders hebben gevochten, wat ze hebben moeten doorstaan en ondergaan, is voor hen vage, theoretische kennis.
Het verhaal van vrijheidsstrijder Nelson Mandela die na jaren gevangenschap in vrijheid werd gesteld, triomfantelijk werd onthaald en president van Zuid-Afrika werd, kent iedereen wel. Maar toen Mandela, na de Shanthini rechtspraak, gedetineerd werd op Robbeneiland, was het zijn vrouw Winnie, die het vervangend gezicht van de beweging werd. Zij zou die rol willens nillens moeten blijven vervullen gedurende de 27 jaar dat Nelson in de gevangenis doorbracht. Wat dat in feite betekende, is minder bekend. Ze werd herhaaldelijk aangehouden, in de gevangenis gemarteld en bracht 18 maanden door in eenzame gevangenschap “solitary confinement”. Om dit even in perspectief te zetten: Nelson Mandela kreeg drie dagen “solitary” en zei daarover later dat het één van de meest afschrikwekkende ervaringen was van zijn leven in de gevangenis. Winnie werd na jaren koppig verzet, controverse en mogelijk misdadig gedrag uiteindelijk verbannen naar een afgelegen landelijk dorpje. Ze zou ook in “eigen kringen” in opspraak komen, beschuldigd worden van terreur en moord op de 14-jarige “Stompie”. Haar huis werd in brand gestoken door inwoners van Soweto, ze werd beschuldigd van fraude en diefstal en gedegradeerd binnen het ANC.
Zelfs al zouden al deze beschuldigingen waar zijn en geen opzettelijke aantijgingen om haar te demoniseren, vooral in het buitenland, dan nog zou haar moreel veel moeten vergeven worden als je het verhaal leest van haar herhaaldelijke aanhoudingen, gevangenzettingen en vooral van de martelingen die ze te verduren kreeg. Wat haar duidelijk het meest heeft getroffen, is de langdurige slaapdeprivatie. De bewakers zeiden spottend dat ze later bekend zou worden als de kampioen van het niet slapen. Ze werd niet geslagen, want ze was een te bekend iemand en bij de komende processen mochten zeker geen sporen van mishandeling te zien zijn. In plaats daarvan mocht ze op een stoel zitten en werd ze ondervraagd door telkens een andere man, die haar viseerde met een geweer, haar bedreigde met wat er met haar kinderen zou kunnen gebeuren. Er werd haar gezegd dat haar medegevangenen al lang bekend hadden en beschuldigingen tegen haar uitgesproken hadden. Ze kleineerden haar, maar vooral, telkens ze op het punt stond in slaap te vallen, maakten ze haar brutaal weer wakker. Winnie viel uiteindelijk steeds flauw, maar als ze weer bijkwam weigerde ze toch om antwoord te geven. De bewaker sloeg dan met zijn vuist op tafel en schreeuwde: “Geef ons iets, in godsnaam! Je mag niet doodgaan met al die informatie! Niet voordat je ons alles hebt verteld”. Zo verliepen vijf dagen en nachten zonder adempauze, zonder slaap. Daarna werd haar huis regelmatig doorzocht, overdag maar ook ’s nachts. “Dat betekent elk boek op de planken doorbladeren, de tapijten optillen, onder de bedden kijken, slapende kinderen uit bed halen, kleren overhoop halen en in alle zakken kijken, alles meenemen wat haar dierbaar is (brieven van haar man, verjaardagkaartjes) en in de vroege ochtend weggesleept worden door witte mannen, terwijl haar kleine kinderen zich krijsend vastklampten aan haar rok.
De vier andere vrouwen hebben gelijksoortige verhalen te vertellen. Enkel waren hun martelingen ook fysiek en houden ze er tot op vandaag pijn en letsels aan over. Sommige martelingen waren uiterst geraffineerd, zoals de marteling met de bakstenen waarbij twee bakstenen in een v gelegd werden en daarop moest de gedetineerde op een of andere manier blijven staan. In dat verband is het hoofdstuk over Theunis J “Rooi Rus” Swanepoel bijzonder relevant. Samen met andere leden van de ordepolitie, “studeerde” hij folteringstechnieken bij de bijzondere diensten in Frankrijk, die ervaring hadden opgedaan met martelen tijdens de Algerijnse Vrijheidsoorlog. Na 50 jaar roept zijn naam nog altijd zijn schrikbeeld op bij deze vrouwen en veroorzaakt nachtmerries en angstaanvallen. In juli 1998 meldde de Britse krant The Times dat Swanepoel op zeventigjarige leeftijd “rustig thuis was overleden”. De beschrijvingen van die folteringen zijn zo gruwelijk, dat je eigenlijk niet kan bevatten dat een mens een ander mens zoiets aan kan doen. “We gaan je breken, jij bent niets meer, het is afgelopen voor jou.”
Nog erger was de onwetendheid over wat er in hun afwezigheid met hun kinderen gebeurde, dat waarschijnlijk niemand van hun familie wist waar ze waren, noch wat er met hen gebeurde. Er was de voortdurende honger die ze moesten ondergaan, het oneetbare voedsel dat buiten werd bewaard en dus met uitwerpselen van vogels was doorspekt. Dat ze, uitgehongerd als ze waren, wel moesten eten. Het ontbreken van schone kledij, waarbij hun maandstonden doorheen hun kleren lekten, want maandverband kregen ze niet. Ze konden zich enkel “wassen” door met hun drinkwater hun handen te bevochtigen en zich zo “proper” te wrijven. En toch was er niet één die wilde getuigen tegen één ander.
Wat Shantini Naidoo, als moderne zwarte vrouw, wil rechtzetten, is de werkelijke rol van de vrouw tijdens die anti-apartheid jaren. Wat heel wat anders is dan wat de “gewone, erkende” geschiedenis vertelt waarin het de mannen zijn die de strijd dragen en leiden. Dat doet Winnie jaren na haar detentie in 1969 schrijven: “De leiders op Robbeneiland werden met geen vinger aangeraakt en ze hadden geen idee wat het was om lijflijk strijd te voeren met de vijand. De leiders zaten ver weg, veilig achter de gevangenismuren. Zij kregen hun drie maaltijden per dag. Zij werden niet gemarteld. Wij waren het voetvolk”. Nelson Mandela en de andere leiders moesten aanvankelijk wel dwangarbeid verrichten, maar dat bleef niet duren. Ze hadden cellen met een bed, hun kleren werden verschoond, ze konden zich wassen, ze kregen verteerbaar eten, zelfs boeken en konden in toenemende mate mensen ontvangen. Allemaal dingen die de vrouwen ontzegd werden. Een keer weer “buiten” waren het de vrouwen die de opstand verder zetten en toch waren later de mannen de leiders van de revolutie en werden vrouwen amper vermeld.
Shantini Naidoo wil duidelijk werken aan een eerherstel van Winnie Mandela of tenminste een vorm van waardering en begrip scheppen. Ze wil de geschiedschrijving rechtzetten en ervoor zorgen dat de vrouwen van de anti-apartheidsstrijd er hun terechte plaats in krijgen. Ze wil nog net enig begrip opbrengen voor dat unieke Zuid-Afrikaanse verschijnsel van de “Waarheidscommissie” maar vindt die in wezen verkeerd en wil leren van de genezingsprocessen van andere landen, zoals het “storytellen” in Noord-Ierland of Guatemala waarbij er heling en compensatie kan komen voor de huishoudens waarvan leden mensenrechtenschendingen hadden ondergaan en daardoor nu armer waren. Wat constructieve sociale verandering noodzakelijk maakt. Nu.
De Waarheidscommissie was een gelegenheid geweest om te rouwen, maar slechts 2000 mensen hadden kunnen profiteren van de hoorzittingen. In de anti-apartheidsstrijd werden daardoor teveel verhalen nooit gehoord. Vooral de verhalen van vrouwen.
Victor De Raeymaeker
Meer van Victor De Raeymaeker
De Waarheidscommissie was een gelegenheid geweest om te rouwen, maar slechts 2000 mensen hadden kunnen profiteren van de hoorzittingen. In de anti-apartheidsstrijd werden daardoor teveel verhalen nooit gehoord. Vooral de verhalen van vrouwen.
Victor De Raeymaeker