Kwintessens
Geschreven door Hans Van Dyck
  • 260 keer bekeken
  • minuten leestijd
  • Reacties

18 mei 2025 Achtste bief van Hans Van Dyck aan Johan Braeckman
Beste Johan
Ik las met grote belangstelling je jongste brief waarin je met je kenmerkend enthousiasme het thema van veroudering en levensduur aansnijdt. Geen grijze kost, maar een selectieve bloemlezing van pertinente vragen over het leven met als overkoepelend thema 'mooie liedjes duren niet lang'. Een kluif voor de filosoof, maar uiteraard ook voor de bioloog. Ik introduceer mezelf wel vaker bij de aanvang van een voordracht als iemand die nadenkt over het leven, een haast letterlijke omschrijving van bioloog. Toch wordt de bioloog meestal anders gepercipieerd: de persoon die wild is van dieren en planten, hun onderdelen of hun leefgebieden. Ik word vaak gelabeld als de 'vlinderprofessor'. Het klopt in belangrijke mate, maar hier speelt de vlinderparadox. Die paradox vormde de rode draad in mijn publieksboek Het orakel van de bosnimf. Door diep in te zoomen op vlinders, leer je niet alleen veel over deze fladderaars. Een vlinder is immers een insect, een insect een ongewerveld dier, een dier een levensvorm. Door in te zoomen kan je als het ware ook een inzichtelijke blik op het leven ontwikkelen doorheen een breedhoeklens. Het is natuurlijk een metafoor want zelfs een amateurfysicus zou ons helder kunnen uitleggen dat inzoomen en tegelijk een breder beeld bekomen niet rijmt met de wetten van de optica.
Ik wil het graag hebben over enkele antwoorden op je vragen vanuit de biologie, of toch enkele aanzetten daartoe. En jazeker, ook vanuit de vlinderkunde of lepidopterologie bekomen we inzichten over veroudering, die niet alleen voor deze schubvleugeligen hoeven te gelden. We kunnen vlinders, net als fruitvliegjes, gebruiken als laboratten of proefkonijnen om breder geldende biologische inzichten te verwerven. Natuurlijk ben jij geen dagpauwoog, noch een bont zandoogje, waarde Johan, maar ook de cellen en biologische moleculen in je filosofenlijf delen fundamentele kenmerken met deze insecten. Doorheen de evidente verschillen ziet de bioloog toch ook een batterij gelijkenissen tussen levensvormen. Een intrigerende les vanuit evolutionaire inzichten. Natuurlijk moeten we ons telkens behoeden voor te snelle veralgemeningen. Dus neen, vlinders krijgen geen rimpels. Context is alles, of toch veel; zeker in de biologie. Gelijkaardige principes kunnen erg anders uitdraaien in een ander milieu, of in een organisme met een andere evolutionaire voorgeschiedenis. Het leidt soms tot eendagsvliegen en dan weer tot eeuwenoude schildpadden. Het leven wordt gekenmerkt door fascinerende variatie: bio-diversiteit, weet je.
Ook de ene vlinder is de andere niet, wat hun verouderingspatroon betreft. Toen enkele jaren geleden een stel Canadese collega's de best beschikbare kennis van 22 vlindersoorten vanuit dit perspectief analyseerden, werden twee zaken duidelijk. De vlindersoorten kennen allemaal verouderingsverschijnselen, maar de mate waarin ze verouderen kan erg verschillen tussen vlindersoorten. De besluiten waren vooral gebaseerd op laboratoriumstudies. Een vlinder in een kooitje in het lab is makkelijker te volgen dan een vrije fladderaar in het veld. De echte uitdaging is toch de studie van veroudering in de natuur. Dat vergt echter intensief merk-vangst-en-hervangstwerk om individueel gemerkte vlinders zo lang mogelijk langsheen hun levenstraject te volgen. Uit die gegevens kun je dan patronen van veroudering schatten met rekenkundige modellen. Het vergt een stevige portie toewijding en doorzetting om een dergelijke dataset in het veld bij elkaar te vlinderen. Heb je ooit een vlinder in een net met een vlotte tot elegante backhandslag gevangen, Johan? De vlinder vervolgens zorgvuldig uit het net nemen om hem van een merkteken te voorzien, vereist een vaste doch tedere vingergrip. Alfred Russel Wallace schreef heerlijk over zijn belevenissen met zijn vlindernet in zijn boek The Malay Archipelago uit 1869. Ik durf er geld op in te zetten dat je het hebt gelezen.
Misschien moet ik je, naar aanleiding van de mijmeringen en overpeinzingen over verouderen en levensduur in je brief, eerder onderhouden over schildpadden. Enkele jaren geleden rapporteerde het topvakblad Science over hun veroudering. Zet je schrap, Johan. De meeste schildpadden tonen erg trage tot zelfs verwaarloosbare veroudering. Ze kunnen traag maar gestaag lang doorgaan zonder krimp in hun prestaties. Dat is erg anders bij mensen en vele andere dieren. Er valt nog veel te leren over veroudering. De huidige evolutionaire theorieën over veroudering, en die zijn er dus inderdaad, werden tot voor kort vooral getest op vogels en zoogdieren. Soms is favoritisme wetenschappers niet vreemd. Ik praat in mijn colleges weleens over veroudering, maar wellicht niet voldoende. Nu ik dit jaar reeds twintig jaar professor ben aan de UCLouvain, kan ik stilaan ook als ervaringsdeskundige praten over veroudering … Ach, voorlopig komt tenminste op mijn kinderlijk en onvermoeibaar enthousiasme om biologische vraagstukken aan te pakken nog geen sleet, meldt mijn entourage. Maar het kan verkeren, wist Bredero al enige tijd geleden. Met mijn pet op van wetenschapper, vind ik 'verouderen' en 'mortaliteit' toch vooral erg boeiende biologische onderwerpen.
Maar ik merk in je brief dat je er niet alleen met enige afstandelijkheid naar kijkt en over nadenkt. Misschien is je naderende zestigste verjaardag – alvast proficiat! – een mijlpaal die afstandelijkheid over leeftijd enigszins onder druk zet. Daarom houdt het me ook bezig hoe jij je als persoon verhoudt tot deze grote vraagstukken over levensduur, dood en lijden. Ik merk in je brief enige ontevredenheid over onze verwachte levensduur. Je lijkt me niet ver van het punt dat je een boze lezersbrief richting de Schepper zou willen sturen, of toch naar zijn of haar klantendienst … Je kent echter te veel van evolutie om je te laten leiden door creationistische fictie en ingebeelde hoofdrolspelers, dat weet ik natuurlijk. Maar je wil wel zo lang mogelijk leven om meer te kunnen lezen, te kunnen bewonderen, te kunnen schrijven, te kunnen analyseren … Je troost je met de vaststelling dat we als mens almaar langer leven. Je ziet het als goed nieuws, een reële vooruitgang, schrijf je. Al merk ik dat je jezelf nog niet zo snel 120 kaarsjes ziet uitblazen.
Toch wil ik hier een statistische kanttekening bij maken. De maximale leeftijd die de Homo sapiens als soort kan halen, lijkt toch vooralsnog niet zo fors toe te nemen. Ook in 1900 kon je 85 jaar worden, al was de gemiddelde leeftijd toen inderdaad slechts 31 jaar. De beste manier om oud te worden is nu eenmaal … niet sterven. Het mechanisme is dus niet zozeer dat we ouder worden op zich, maar dat we beter overleven. De leeftijd van meer mensen schuift op richting het fysiologisch maximum. Technisch gesproken verschuift de frequentieverdeling. Het doet het gemiddelde verschuiven, maar niet noodzakelijk het maximum. Via onze cumulatieve cultuur en ons gezamenlijk vermogen tot creatieve nichevorming door landbouw, stedenbouw, onderwijs en geneeskunde, hebben we tal van mortaliteitsfactoren een ferme hak gezet. De fysiologische maximumleeftijd vooruitduwen blijkt echter andere koek.
Lange tijd was echt oud worden een zeldzaamheid voor onze voorouders. Zeldzaamheid schept waarde. Zou het daarom zijn dat in tal van culturen 'oud' in een adem met 'wijsheid' wordt genoemd? Nu meer mensen ouder worden, lijkt het wel dat we kampen met een maatschappelijke waardevermindering van oude wijsheid. Of beeld ik het me in? Hoe zie jij dat, Johan? Natuurlijk worden nu almaar meer mensen oud, terwijl ze hun geheugen, laat staan wijsheid, soms volledig kwijtraken. Wat een beproeving. Is dat risico op mentale aftakeling iets wat je nu al bezighoudt? Gelukkig kan het ook anders. Een goede vriend van me is 96 jaar. Hij leest dagelijks twee kranten. Toen ik hem onlangs bezocht, voor een goed gesprek, las hij drie boeken in parallel, waaronder ook het boek waar jij de inleiding voor schreef en ik het nawoord: Denken als een berg van de geweldige Aldo Leopold. Hij plande met enkele 'jongere' vrienden ook nog een meerdaagse fietsvakantie, met tochten tot 60 km per dag. Een gezonde geest in een gezond lichaam. Toegegeven, 96 levensjaren gaan voor jou nog steeds niet voldoende zijn om alleen al die aangroeiende boekenstapel bedwongen te krijgen. Je zal moeten leren leven met de aanname dat je uitermate selectief zal moeten zijn in wat je wel en niet gaat lezen. Een streng regime van literaire selectie zal onvermijdelijk zijn.
Zelf ben ik de laatste tijd erg geïntrigeerd – jawel, gebiologeerd – door de kindertijd. Je mag ons menselijk leven onredelijk kort vinden, onze kindertijd en jeugd zijn naar zowat alle beestige normen ontiegelijk lang, waanzinnig lang. Brenna Hassett schreef er een boeiend boek over dat ik pas las: Growing up Human – The Evolution of Childhood. Ze is biologisch antropoloog en archeoloog en heeft een prima pen. Die lange, jeugdige ontwikkeling is een recept voor veel cognitieve flexibiliteit. Hier spelen genetische en culturele evolutie. Andermaal een domein dat toont dat intellectuele apartheid van biologische wetenschappen enerzijds en cultuurwetenschappen anderzijds ons niet vooruithelpt.
Het biedt inzichten die ik bijvoorbeeld onderdak kan bieden in dat vak Evolutionary Applications. Je was benieuwd wat ik in dat vak zoal de revue laat passeren. Enkele jaren geleden stelde ik vast dat onze biologiestudenten evolutiebiologie vooral, tot zelfs exclusief, als een theoretisch vak beschouwden. Niks mis met theorie, integendeel zelfs, maar evolutionair denken en dito inzichten bieden ook een broodnodige, praktische toolbox voor tal van vraagstukken in gebieden binnen, maar vooral ook buiten, de biologie in strikte zin. Krimpende vislengte bij overbevissing? Lastige tot zorgwekkende ziekenhuisbacteriën? De ontwikkeling van resistentie tegen bestrijdingsmiddelen bij bepaalde plaaginsecten of onkruiden? Kankercellen in conflict met andere cellen? Het zijn allemaal voorbeelden waarbij een evolutionaire kijk op de zaak tot een andere praktische aanpak kan leiden. Ik praat ook over culturele evolutie. Evolutionaire inzichten vormen voor vele opleidingen, maar evenzeer ook voor beleidsmakers, nog steeds een blinde vlek. De opleiding biologie hoort daar een welgekomen uitzondering op te zijn, maar ik vond dat het bijkomende training vergde. Vandaar het vak. Aanvankelijk was het een keuzevak, maar vanaf volgend academiejaar maken we het tot een verplicht vak voor de masters in de biologie. Geen meesterschap in de biologie zonder evolutie echt goed onder de knie te hebben.
Trouwens in aansluiting op de rol van de kindertijd, meen ik dat we op de schoolbanken van de middelbare school veel te laat komen met de eerste dosis evolutiebiologie. Die zit gewoonlijk op het einde van het zesde middelbaar, op een drafje na de principes van de genetica. Dan hebben die jongelui al zoveel porties teleologisch denken moeten slikken, dat de organische, bottom-upprocessen van genetische, maar ook van culturele evolutie veel moeizamer een intellectuele voedingsbodem vinden in hun hoofd. Het komt veel te laat, meen ik. Maar ook wanneer het vroeger gebeurt, moet het natuurlijk juist gebeuren. Ik las pas nog een studie uit 2022 die wees op misvattingen rond evolutie in kinderboeken: Darwin's tales – A content analysis of how evolution is presented in children's books. Ik vraag me af of en hoe het wordt verwoord in de nieuwe eindtermen voor het Vlaams onderwijs. Is dat iets wat jij volgt?
Tot slot wil ik nog meegeven, beste Johan, dat ik het in algemene zin geen goed idee vind om de dood zoveel mogelijk uit te stellen. Sterfte is een wezenlijk deel van hoe het leven op onze planeet aan de slag gaat. Misschien moeten we dat vaker leren omarmen. Ik merk dat er reeds enige tijd filosofische strekkingen groeien die pleiten om sterfte en lijden in de natuur een halt toe te roepen. Het is nu geen pretje onder spechten en eekhoorns en daartoe dient de weldenkende en empathische mens een handje toe te steken, zo klinkt het. Er wordt dan nagedacht om wilde dieren bijvoorbeeld voorbehoedsmiddelen toe te dienen zodat ze minder bijdragen aan de bulk van jonge nakomelingen die toch zullen sterven. Ik zie zulke gedachtegangen als een fundamentele vorm van natuurblindheid. Terwijl ik mijn brief tik, ligt er een jonge dode huismus op het gras vlakbij ons terras. Het frêle krengetje mag blijven liggen als hulpbron voor andere levensvormen. Misschien een snackje voor de ekster. We hebben trouwens al een tijdje in onze tuin een ekster met maar een poot. Hij trekt prima zijn plan, al is zijn evenwicht begrijpelijkerwijs soms wat wankel. In het vakblad Biological Reviews zag ik pas nog een intrigerende paper die me relevant lijkt in de context van sterven en levensduur: Does death drive the scaling of life? waarin een ecologische mortaliteitstheorie wordt ontwikkeld. Misschien overleeft de paper jouw strenge literatuurselectie niet, maar ik wil je het artikel zeker toezenden.
Om in schoonheid te eindigen, zend ik je misschien beter een ander artikel uit dit vakblad, getiteld: On the biological basis of beauty. Darwin integreerde schoonheid in zijn mechanisme van partnerkeuze binnen zijn uiterst originele idee van de seksuele selectie. Het bleef lange tijd controversieel of onbegrepen. Maar ik zie de jongste jaren heel wat nieuwe inzichten rond seksuele selectie en schoonheid opduiken, die weer aanknopen bij inzichten van deze klepper buiten categorie, maar toch ook nieuwe elementen aanreiken. We kunnen in onze briefwisseling zeker nog doorgaan op sterfte en lijden, maar misschien kunnen we ook switchen naar schoonheid. Mooie liedjes duren dan misschien niet lang, maar als ze mooi zijn, is dat toch ook al iets. En ook dat kunnen we inzichtelijk tegen het licht houden vanuit de filosofie en biologie. Met bloemetjes, bijtjes en vlinders in het achterhoofd is er immers altijd ruimte voor kruisbestuiving.
Het gaat je goed, beste Johan.
Grote groet
Hans
Kwintessens
Hans Van Dyck is als Hoogleraar Gedragsecologie en Natuurbehoud verbonden aan het Earth & Life Institute van de UCLouvain. Zijn onderzoekt focust op de winnaars en verliezers onder de dieren in landschappen op mensenmaat, met vlinders in een centrale rol. Recent publiceerde hij er een populariserend boek over: 'Het Orakel van de Bosnimf. Van Vlinders en Mensen' (Lannoo 2021).
_Hans Van Dyck -
Meer van Hans Van Dyck

_Recent nieuws

Bekijk alle nieuwe berichten

_Populair nieuws

Bekijk meer populair nieuws