29 juni 2022
Leven in de verbeelding. Hella S. Haasse 1918-2011.
Ik lees graag en veel. Niet alleen werk van de zogeheten waarlijk grote schrijvers (de legendarische onsterfelijken) maar ook materiaal van net iets mindere goden. Vooral boeken van mensen waarvan de persoonlijkheid me interesseert. Van Hella S. Haasse las ik doorheen de jaren enkel 'De tuinen van Bomarzo'. Een boek dat het midden houdt tussen een cultuurhistorisch essay en een roman over een mismaakte Italiaanse renaissancevorst. Als kunsthistoricus genoot ik destijds volop van haar zoektocht doorheen dit wonderlijke beeldenpark, dat sinds mensenheugenis tal van kunstenaars inspireerde.
In mijn ogen was en bleef Haasse echter een eerder saaie tante. Talentvol dat wel, maar me totaal niet prikkelend. Tot ik Leven in de verbeelding, haar biografie door Aleid Truijens las. Een schitterende schrijversbiografie die me zowaar massa’s zin deed krijgen om het werk van de besproken schrijfster eindelijk te lezen.
Sindsdien heb ik al heel wat van haar gelezen. Ik begon met De ingewijden, haar derde roman die ze schreef in 1957. En daarna las ik achtereenvolgens De meester van de neerdaling uit 1973, haar debuut Oeroeg uit 1948 en De verborgen bron uit 1950. Ik kijk er alvast naar uit om straks nog meer van haar te mogen lezen!
Aleid Truijens werkte ruim zeven jaar aan Hella Haasses biografie, waarvoor ze de medewerking van de erfgenamen en toegang tot het gehele literaire en persoonlijke archief kreeg.
Volgens Truijens is het belangrijk om weten dat Haasse heel haar leven fundamenteel alleen is geweest. Ze hoorde niet echt ergens bij. Niet bij het gezin waarin ze opgroeide, niet bij klasgenoten of vriendinnen, niet bij haar mannelijke collega-schrijvers die langdurig de dienst uitmaakten, niet bij de man met wie ze nagenoeg gans haar leven samen was. Uit de biografie leer je dat het voornamelijk die eenzaamheid is, die ons al die prachtige boeken heeft opgeleverd. Want Haasse compenseerde haar isolement, haar radeloosheid en het geluk achternazitten nu eenmaal met schrijven: het tegengif van de verbeelding.
Hoe zullen mijn onrust, mijn twijfel aan mezelf, mijn verterend verlangen naar het onbekende ooit bedaren? Want ik ben één van diegenen, die altijd ondergronds het murmelen menen te horen van een verborgen bron (pagina 198).
Hella Haasse overleed in 2011 op 93-jarige leeftijd. Ze liet een veelzijdig en indrukwekkend oeuvre na. In de loop van haar leven groeide zij in haar publieke rol van wijze, vriendelijke en evenwichtige beschouwer. Maar wie zat er verborgen achter het beeld dat van haar bestond?
Haasse, geboren in Nederlands-Indië in 1918, groeide op in een koloniaal milieu. Haar omgang met dat kolonialisme is eerder merkwaardig. Haar beroemde literaire debuut Oeroeg is in nagenoeg elke Nederlandse boekenkast te vinden en wereldwijd vertaald. De novelle gaat over een vriendschap tussen een Javaanse en een Nederlandse jongen die samen opgroeien, maar tijdens de oorlog die Nederland tussen 1945 tot 1949 voerde tegen het Indonesische onafhankelijkheidsstreven, tegenover elkaar komen te staan. Toen het boek verscheen werd het vrijwel dadelijk afgeserveerd door de Nederlands-Javaanse schrijver Tjalie Robinson. Hij beschuldigde haar helemaal niets van haar geboorteland te snappen. Ook de karakterisering en de profielschets van het personage Oeroeg vond hij een totale misslag.
(…) Het boek is fout. De opzet is ondoordacht gekozen, de intrige daardoor verkeerd uitgesponnen en het eind is zelfs politiek gevaarlijk. Oeroeg is psychologisch fout en dat is zelfs met geen literaire waarden en waarheden te redden (pagina 182).
Truijens toont aan hoe dit verwijt Haasse destijds diep kwetste, en wijst er op dat zestig jaar later, als het boek opnieuw verschijnt in een oplage van haast 1 miljoen exemplaren, de commentaren van schrijver Alfred Birney nagenoeg hetzelfde zullen klinken.
Andere bijzonder interessante koppelingen in deze veelzijdige biografie zijn het familiegeheim van haar mogelijke bloedverwantschap met het Nederlandse koninklijk huis en Haasse’s onmogelijke liefdesleven. Haar huwelijk van meer dan zestig jaar met Jan van Lelyveld was zo nu en dan immers een regelrechte ramp. Van Lelyveld had er blijkbaar veel moeite mee om ook maar enige genegenheid en (fysieke) liefde te tonen. Hij had autistische trekken en was op veel momenten onbenaderbaar. Een gebrek dat Haasse aanvoelde als een enorme leemte. In vrijwel al haar romans is de krampachtige verhouding tussen man en vrouw dan ook overduidelijk aanwezig. Ook de krachtmetingen om als vrouw en moeder gezinsleven en schrijversleven te combineren staat meer dan eens centraal. Het is pregnant om te moeten lezen dat deze bijdehandse en intelligente schrijfster zo noodlijdend was in haar liefdesleven.
Toen Haasse de Internationale Atlantische Prijs kreeg voor De ingewijden, had ze net al een nieuw boek gepubliceerd, Cider voor arme mensen. Ook in deze kleine roman gaat het om ingewikkelde relaties tussen mensen, over de illusie van een vervullende liefde en over het onmogelijke samengaan van vrijheid, zelfontplooiing en geborgenheid – thema’s die haar van het begin af bezighielden. In alles wat ze deze jaren schreef was de liefde een probleemgebied, een veraderlijk mijnenveld (pagina 255).
Tijdens haar leven herhaalde Haasse steeds weer dat ze geen biografie wilde. Ze zei dat ze bestond in wat ze schreef. De rest was oninteressant, of te persoonlijk. Haasse mocht dan een zondagskind lijken, zelf vond ze haar leven verre van gemakkelijk. Leven zonder de verbeelding was haar onmogelijk; alleen daar voelde ze zich werkelijk thuis. Haasse creëerde dan ook graag allerlei varianten van de werkelijkheid die zijzelf acceptabel en sympathiek vond, maar die niet per se strookten met wat anderen zagen of meemaakten. Wat dit betreft spaart de biografe Haasse allesbehalve. Ze zegt meermaals ‘hier klopt iets niet’ en toont daarop daadwerkelijk de inconsequenties aan. Ze corrigeert Haasse op basis van de feiten, zelfs als het om explosief materiaal gaat, zoals het lidmaatschap en de deelmane van haar vader aan een fascistische organisatie.
Ik las het boek als een bijzonder harmonieuze en aangrijpend geschreven geschiedenis en begrijp nu volkomen waarom men haar wel eens grande dame, grand old lady of zelfs queen mother van de naoorlogse Nederlandse literatuur noemt. Want wie het finaal boek dichtslaat, kan niet anders dan erkennen dat Haasse nogal wat andere Nederlandse schrijvers zonder meer in haar schaduw stelde. De vele vertalingen wereldwijd, de verkoopaantallen en de prijzen die ze kreeg toegekend; het liegt er niet om.
Op mijn nachttafel ligt nu weer een prachtig boek te wachten: Een gevaarlijke verhouding of Daal - en Bergse brieven. Een werk uit 1976 waarin Haasse opnieuw de eclatante omweg van de verbeelding neemt. Zij laat haar ik-figuur, een Nederlandse schrijfster, met name corresponderen met een arme vluchtelinge van twee eeuwen eerder. Een bizarre constructie die leidt tot een boeiende gedachtewisseling tussen de markiezin De Merteuil, een wezenlijk product van de Verlichting en een eigentijdse schrijfster.
Benny Madalijns
Meer van Benny Madalijns
Benny Madalijns