17 september 2022
Richard Wagner. De man die opera voor het volk maakte.
Ongetwijfeld zal ik niet de enige zijn die vreemd opkeek van de ondertitel van dit boek. Wagners opera’s zijn bij het grote publiek compleet onbekend, en bij wie ze kent grotendeels onbemind. Vanwaar dan die titel?
De auteur heeft zich gedurende vele jaren verdiept in de figuur van Wagner en in zijn muziek. De zeer uitvoerige en gedegen kennis die hij daarbij heeft opgedaan, en de vele scherpzinnige inzichten die hij heeft verworven, hebben hun indrukwekkende neerslag gekregen in dit fraaie en boeiende werk, a labour of love, mag men wel zeggen. Opera- of muziekliefhebbers die meer wensen te weten over Wagner, of goede achtergrondinformatie zoeken over zijn muziek, zullen hier zeker volop hun gading vinden.
Wagner is een omstreden figuur. Hij was dat al tijdens zijn leven, en niet zonder reden, en niet het minst door zijn eigen toedoen. Daarin is nooit verandering gekomen, vooral niet toen het naziregime Wagner omarmde als zijn muzikale held, en Hitler kind aan huis was bij de nazaten van Richard. Door zijn expliciet en rabiaat antisemitisme, lang voor de holocaust, en de voorliefde van enkele nazi-topfiguren voor zijn werk, werd zijn naam onvermijdelijk en onherroepelijk verbonden met de onvoorstelbaar grootschalige en wrede racistische misdaden van dat regime, ook al had hij daarmee vanzelfsprekend helemaal niets te maken. Toch meent ook de auteur, in zijn opmerkelijk delicate bespreking van deze problematiek, dat men moeilijk kan ontkennen dat Wagner, vooral door de aanzienlijke invloed die hij vooral door zijn muziek heeft gehad en nog steeds heeft, maar ook door zijn op zijn minst bedenkelijke geschriften, wel degelijk heeft bijgedragen tot het bevestigen, zoal niet creëren van een klimaat waarin het ideologische racisme en antisemitisme kon ontaarden in de fysieke uitroeiing van miljoenen burgers.
Het oeuvre van Wagner werd meteen en wordt nog steeds door velen beschouwd als behorend tot de absolute wereldtop van de opera en van de klassieke muziek, zelfs wanneer men toegeeft dat men geen liefhebber ervan is. Wat bij lezing van dit zo uitvoerige en gedetailleerde boek opvalt, is dat er met geen woord over die muziek gerept wordt, behalve in de korte ‘luisterepiloog’ helemaal aan het einde van het boek, en dan nog in zekere zin en in beperkte mate.
Wat krijgen we dan wel? Heel veel informatie over zijn leven, over zijn tijd en zijn tijdgenoten, over de filosofische stromingen waarmee hij kennismaakte en de filosofen die met hem te maken kregen, over de historische gebeurtenissen en de politieke controverses en ontwikkelingen, over de inspiratiebronnen en de ontstaansgeschiedenis van zijn opera’s, over zijn eigen opvattingen betreffende zowel zijn muziek als kunst in het algemeen, als over vele politieke en maatschappelijke onderwerpen, en dat laatste vooral aan de hand van zeer gedetailleerde analyses van de talrijke geschriften van Wagner. Ook de receptie van zijn opera’s, vanaf de eerste opvoeringen tot op de dag van vandaag, komt ruim aan bod.
Vooral in de grondige analyse en bespreking van Wagners geschriften, maar occasioneel ook van andere auteurs, maakt professor Mortier gebruik van wat men, bij gebrek aan een betere term, het oneigenlijk citaat zou kunnen noemen. Een citaat moet, zowel wettelijk als volgens de criteria die gelden in de wetenschappen, voldoen aan bepaalde vormelijke, typografische eisen, naast de evidente inhoudelijke. Een oneigenlijk citaat is dan het weergeven van een tekst van een auteur zonder te voldoen aan die vormelijke vereisten, zoals de aanhalingstekens en het beletselteken tussen ronde haakjes, en zonder echt letterlijk die tekst over te nemen. Dat is dan veeleer een parafrase, maar dan als het ware in de ‘directe’ rede: men laat grammaticaal de auteur zelf aan het woord; in de ‘indirecte’ rede zegt men er steeds bij: ‘zegt hij, zegt de auteur, volgens …’ of iets dergelijks. Wanneer men een tekst analyseert, is de verleiding groot om zo oneigenlijk te gaan citeren, of parafraseren, dus met weglating van de verwijzing naar de auteur, omdat dit te omslachtig is, en de lezer zich voldoende bewust is van wie er in feite aan het woord is. Dat laatste is echter niet altijd het geval, ook niet in dit werk van professor Mortier. Herhaaldelijk zijn er passages en hele paragrafen die wanneer men ze uit hun context zou lichten, eruitzien alsof ze van zijn hand zijn, terwijl ze in de strikte context van Wagner zelf blijken te zijn, al zijn het niet (altijd?) zijn eigen woorden. Dat kan erg verwarrend zijn, zeker wanneer dergelijke parafrasen zonder enige kennisgeving afgewisseld worden met de toelichting, duiding of eigen opinie van professor Mortier: wat is er dan (nog) van Wagner, en wat is er (al) van Mortier? Het gevaar is verre van denkbeeldig dat door een dergelijke verregaande vorm van vereenzelviging met de besproken figuur, men de indruk krijgt dat de bespreker zich inderdaad identificeert met degene die hij bespreekt. Met een controversiële figuur als Wagner is dat een risico dat men het best zo veel mogelijk vermijdt.
Er zijn indringende uiteenzettingen over de belangrijkste opera’s: de vier delen van Der Ring des Nibelungen, vanzelfsprekend, en daarnaast Die Meistersinger von Nürnberg en ten slotte Parsifal. Maar ook in die vele uiterst competente, diepzinnige maar steeds zeer leesbare bladzijden blijft de muziek zelf volkomen afwezig. Het is Ideengeschichte, geen musicologie. De auteur is dan ook filosoof aan de Universiteit Gent.
Het beeld dat we krijgen van Wagner is compleet. Dat wil zeggen dat de auteur geen enkel heikel punt uit de weg gaat – en dat zijn er best veel – maar tevens dat hij zich niet laat verleiden tot de vele al te eenzijdige opvattingen die er over Wagner hebben bestaan en die nog steeds even fel verdedigd als bestreden worden. Alle aspecten komen aan bod en worden evenwichtig en met veel zin voor relativering voorgesteld. Het is evenwel vanaf de eerste bladzijde tot de allerlaatste duidelijk dat de auteur een groot bewonderaar en uitstekend kenner is van het oeuvre van Richard Wagner.
De aandachtige lezer zal ongetwijfeld veel opsteken van de overvloedige informatie en de verhelderende inzichten in dit werk. Toch blijft het zeer de vraag of dat meteen zal bijdragen tot een grotere voorliefde of zelfs maar appreciatie van deze componist en zijn oeuvre. De auteur heeft zeker een punt wanneer hij aanraadt de opera’s niet onvoorbereid tegemoet te treden. Maar zelfs de beste voorbereiding, bijvoorbeeld dit boek, zal meer dan waarschijnlijk niet volstaan om zelfs na verscheidene pogingen ook maar enig begrip op te brengen voor de op zijn zachtst uitgedrukt complexe, en als we eerlijk zijn warrige, ongeloofwaardige en ronduit onbegrijpelijke verhaallijnen, plots, figuren en menselijke verhoudingen, en de geforceerde taal waarin die door Wagner zelf geschreven zijn.
Zo komen we terug bij ons vertrekpunt, namelijk onze verwondering over de ondertitel van het boek. Freddy Mortier legt overvloedig en overtuigend de bedoelingen van Wagner uit om het volk en de opera dichter bij elkaar te brengen. Het is evenwel zeer de vraag of hij daarin ook geslaagd is, zowel tijdens zijn leven als daarna. En wanneer dan blijkt dat dit geenszins het geval is, kan men terecht de vraag stellen of die bedoeling wel realistisch was, en zelfs of ze authentiek was, en niet veeleer behoort tot het kenmerkende hineininterpretieren, wishful thinking en mystificeren van Wagners geschriften. Zijn opera’s zijn altijd al het voorwerp geweest van verering door een al bij al klein aantal aficionado’s (en -a’s) die zichzelf veeleer beschouwen en/of gedragen als ingewijden. Dat blijkt overduidelijk bij elke opvoering, maar evident nog het meest opvallend in Bayreuth.
De ‘complexiteit’ van Wagners opera’s maakt ze moeilijk toegankelijk voor het grote publiek, ook al zijn ze volop beschikbaar, ook buiten de opvoeringen, in digitale vorm. Moet men, om ze goed of volledig te begrijpen en te smaken, alle ‘extrinsieke’ aspecten ervan, die in dit werk zo grondig belicht worden, integraal en exhaustief doorgronden? Of is het misschien zo dat Wagner zelf die slechts gebruikt heeft als noodzakelijke, maar niet noodzakelijk te begrijpen of zelfs begrijpelijke vehikels voor zijn muziek? Is muziek niet intrinsiek onuitsprekelijk, de uitdrukking van het onzegbare? Is ook het bij hem prima la musica, dopo le parole?
Misschien is het voor de gewone muziekliefhebber uiteindelijk beter dat je slechts een zeer vage indruk hebt van wat er zich afspeelt, en dat je geniet van de onmiskenbaar geniale muziek die Wagner ons geschonken heeft, zoals het voor de melomaan allicht ook beter is om niet al te lang stil te staan bij de figuur van Wagner zelf, of bij zijn uiterst bedenkelijke geschriften. Grote kunstenaars hebben niet zelden grote ego’s, en dat was bij Wagner zeker in zeer hoge mate het geval, maar het zijn niet noodzakelijkerwijs, zo leert ons de geschiedenis en de actualiteit, ook uitzonderlijk moreel of intellectueel hoogstaande personen, en dat was Wagner inderdaad al bij al niet meteen. Zijn genialiteit blijft, ondanks de beste uitleg over de andere aspecten van zijn oeuvre, grotendeels beperkt tot zijn muziek, ook al is die dan gezongen. Daarmee blijft hij overigens behoren tot die typische operawereld – die hij overigens haatte – waarin heel wat mensen volledige aria’s enthousiast kunnen meezingen, en er telkens weer tot tranen toe bewogen naar luisteren, zonder ook maar één woord ervan te verstaan.
Karel D’huyvetters
Karel D’huyvetters
Dit boek werd eveneens gerecenseerd door Karel Van Dinter: https://humanistischverbond.be/kritisch-lezen/397/richard-wagner-de-man-die-opera-voor-het-volk-maakte/
Meer van Karel D'huyvetters