Joseph Roth
Benny Madalijns
fictie
  • 140 keer bekeken
  • minuten leestijd
  • Reacties

Waardering

11 juni 2024 Beschaafden in het land der barbaren, reisreportages
Moses Joseph Roth (1894-1939) was een Joods-Oostenrijks schrijver en journalist. Hij werkte vanaf 1920 als journalist in Berlijn voor de Neue Berliner Zeitung. Vanaf 1921 schreef hij voor de Berliner Börsen-Courier en een aantal jaar later voor de gezaghebbende Frankfurter Zeitung. In 1933 ontvluchtte hij Duitsland, waar zijn boeken ondertussen verboden werden.
Roth is waarachtig in geen enkel vakje te mikken: revolutionair én monarchist, jood én katholiek, Oostenrijks officier én pacifist, zeldzaam gedisciplineerd auteur én overtuigd alcoholist. Hoe reactionair, hoe monarchistisch, hoe illusieloos zijn schrijverij zich ook laat lezen, altijd heeft hij de kant gekozen van de schotelvod. Van de schlemiel, van het mannetje of het vrouwtje dat krek in die hoek hurkt waar de klappen vallen, de klappen van het lot, van de hooghartigen, van de geschiedenis. Dat mededogen van Roth, dat mededogen zonder enige idealisering, is ronduit een van de ontroerendste kanten van zijn werk.
Na de Eerste Wereldoorlog trok hij als een razende reporter door Europa; een werelddeel dat in die dagen gewoonweg gistte van spanningen en conflicten tussen nieuwe staten en verscheurde landen. Roth zag het en schreef erover in een verbluffende taal die in deze uitgave op een fenomenale manier werd vertaald én hertaald door Els Snick, die als bezieler van het Joseph Roth genootschap de interesse voor het werk van deze literaire veelvraat levendig houdt.
In deze uitgave kan je achtereenvolgens smullen van volgende onvervalste parels en openbaringen van schrijfkunst: Hotelmens, Portretten, In het land van de eeuwige zomer (I De witte steden, II In het Frankrijk van Le Midi, III Reportages), Spoken in Moskou, Charleston op de vulkaan, Het vierde Italië en Joden op drift.
Hierna volgen enkele willekeurige voorbeelden van zijn schrijfkunsten, weliswaar gebaseerd op persoonlijke voorkeuren. Maar graag eerst nog jullie, naar waarde geschatte, aandacht voor volgende bevinding. Als Roth één ding haatte, maar dan haatte uit de grond van zijn hart, dan wel het nationalisme. Duits nationalisme is volgens Roth immers de uitkomst van de som: “Duitse politiek maal Duitse volksopvoeding maal bekrompen levensbeschouwing.” (pagina 145)
Ergo. Ik memoreer me een aantal zinnen uit zijn verhaal Die Büste des Kaisers (het borstbeeld van de keizer, 1935), ze gaan, als ik me goed kan herinneren, plusminus als volgt: (…) “Die vreselijke Darwin, die zegt dat de mens van de aap afstamt, die schijnt dan uiteindelijk toch gelijk te hebben. De mensen nemen er blijkbaar geen vrede mee dat ze verdeeld zijn in volkeren, neen, ze willen blijkbaar deel uitmaken van bepaalde naties. Nu ja, zelfs apen komen niet op zulke idiote ideeën. Ik ben er dus stellig van overtuigd dat Darwins theorie verre van volledig is. Misschien stammen de apen wel van de nationalisten af, want de apen, dat is een hele vooruitgang…”
Punt andere lijn. Gevolgd door een andere penetrante zinssnede, eveneens op bladzijde 145, die je verstand meteen op scherp zet:
“Het is de toekomst van de Duitse aard zoals ik mij die altijd heb voorgesteld: een benen knuppel op kop, met brillantine ingevet, boksbeugels als vuisten, een ploertendoder in het vaderlands kloppende hart en darmen als lonten in de buik; berserkerwoede als drijfveer en geestelijke leidraad.”
Goed om weten: Berserkers waren onverschrokken Viking-krijgers die zich opwonden tot een staat van extase waarin ze uitblonken in een ongezien brute strijdlust en zo schijnbaar ongevoelig werden voor pijn. Vrij vertaald naar vandaag, zowat 90 jaar later: de verontwaardiging in Duitsland na een aanval op een uittredend Europarlementslid en kandidaat voor de komende Europese verkiezingen. Wie de schoen past, trekke hem ook aan in onze eigenste Lage Landen! Het kan verkeren, nietwaar Gerbrand Adriaenszoon Bredero?
Allez vooruit.
Na een reportagereis door de Sovjet-Unie in opbouw - in de nazomer van 1926 – en na talloze gesprekken met boeren, leraren, arbeiders, priesters, toneelspelers en prostituees, zag hij in hoe desastreus het nieuwe regime daarginds zijn matten uitrolde. Roth schreef zijn reisverhaal Spoken in Moskou (pp. 351 - 476) in een rake, zinnelijke stijl waarin nieuwsgierigheid en teleurstelling een breed opgezette tweestrijd aangingen. Enfin. Na die reis wist hij beter dan ooit wie hij was: een joodse waarnemer, denker en schrijver uit het oosten, verdwaald in het chaotische stadsleven. Vanaf toen zal hij zijn heil meer en meer zoeken in een soort van ‘achterwaartse utopie’, in het streven naar een ideale wereld die overwegend in het verleden lag.
(…) “men leert de wereld niet kennen door een berg te bekimmen en haar vanuit één standpunt te bekijken, maar gaandeweg, door de wereld te bewandelen. In Sovjet-Rusland echter bekijkt men de wereld vanuit de toren die gevormd wordt door de verzamelde en op elkaar gestapelde geschriften van Marx, Lenin en Boecharin…” (pagina 445)
Roths messcherpe, ironische observaties zijn rijk aan tegenstellingen. Historische feiten reconstrueert hij met zijn ongebreidelde verbeelding; een droog verslag wordt slapstick; poëtische mijmeringen compenseert hij met nuchtere relativering. Zonder scrupules veralgemeent hij, om vervolgens te nuanceren. Van literaire conventies trekt hij zich niets aan. Roth laat zowel de feiten als zijn verbeelding bepalen wat hij schrijft, waardoor zijn reportages ieder genre overstijgen.
Mijns inziens is Joden op drift, het laatste verhaal van deze uitgave, een zeldzaam en meesterlijk gecomponeerd juweeltje uit een onmiskenbaar gesjochten tijd. In een kort en glashelder essay (pp. 545 – 622) schept Roth een onvergetelijk beeld van het joodse leven in Europa – inclusief de vele discissies en dilemma’s die het toenmalige joodse denken bepaalden.
Hij schreef het als een ode aan de verdreven mensen uit zijn geboortestreek Galicië, nu deels Polen en Oekraïne. Tien jaar later voegde hij een hoofdstuk toe over de situatie van de joden in Duitsland, waar inmiddels de nazi’s aan de macht waren gekomen. Een liefdevolle, vaak ook ironische schets van de Oost-Europese joodse cultuur, maar bovenal ook van de lijdensweg van emigratie en het leven van vluchtelingen.
Naar aanleiding van het onophoudende Israëlisch-Palestijns conflict en de huidige oorlog in Gaza zou ik graag wat dieper inzoemen op deze boeiende verhandeling en citeer hier dan ook met graagte de eerste zin, waarin de voortreffelijkheid van Roths manmoedig schrijverschap nogmaals overtuigend tot uitdrukking komt:
“De Oost-Jood heeft in zijn vaderland geen idee van het sociaal onrecht in het Westen; geen idee van de heerschappij van het vooroordeel dat het gedrag, de moraal en de wereldbeschouwing van de doorsnee West-Europeaan beheerst; geen idee van de beperktheid van de westerse horizon, door elektriciteitscentrales omzoomd en fabrieksschoorstenen gekarteld; geen idee van de haat die al zo sterk is dat men hem koestert als een middel dat het leven in stand houdt (maar die het bestaan doodt), als een eeuwige vlam waar het egoïsme van deze mensen en landen zich aan warmt.” (pagina 545)
Iets verder schrijft hij: “Joden hebben recht op Palestina, niet omdat het hun land van oorsprong is, maar omdat geen enkel ander land hen wil. De angst van de Arabieren voor het verlies van hun vrijheid is even begrijpelijk als de wil van de Joden om in goed nabuurschap met hen te leven oprecht is.” Roth sluit deze opmerkenswaardige tekst af met de hopeloze woorden: “Gelovige joden blijft de hemelse troost. De anderen het vae victis.”
Roth plaatst het leven van alledag, als werkelijke geschiedenis, tegenover de geschiedenis, geschreven door machthebbers. Uitweidingen over oorlogsstrategieën, corruptie, spionage, nationalisme, propaganda en bureaucratische willekeur, lardeert hij met poëtische beschouwingen en warmhartige typeringen van mensen van allerlei slag, in zinnen die door niemand anders dan Roth bedacht kunnen zijn. Met zijn associatieve woord- en beeldkeuze legt hij verbanden waar je ze niet verwacht en combineert als vanzelfsprekend passie en zakelijkheid, nuchtere analyse en sentiment. Nog eentje, nog eentje, lieve vrienden, om het af te leren:
“De liftboy neemt mijn koffers onder zijn armen, als een engel die zijn vleugels spreidt. Niemand vraagt hoe lang ik van plan ben te blijven, een uur of een jaar, dat maakt het vaderland niets uit. De portier fluistert me toe: ‘627! Vindt u dat goed?’ – alsof ik de kamer even goed ken als hij. En of ik hem ken! Ik hou van het ‘onpersoonlijke’ van deze kamer zoals een monnik wellicht van zijn cel houdt.” (pagina 21)
Roth woonde nu eenmaal graag in hotels. Hij noemde zichzelf steevast een overtuigd hotelmens. De beroemde schrijver zwierf door Europa en verbleef er in vele vermaarde en minder vermaarde. Hij sloot er vriendschap met portiers, receptionisten, kamermeisjes en koks, en dat stuurde zijn pen.
Roth keek ook daar onbevangen om zich heen, dacht na, bracht verslag uit en zocht voortdurend naar maatschappelijke concepten die een alternatief konden bieden voor welk totalitarisme dan ook. Neen, in dat soort journalistiek kent Joseph Roth nog steeds zijn gelijke niet.
Tot slot nog dit: lees dit boek onbeschroomd en reis monter met Els Snick mee door ondermeer Frankrijk, Rusland, Albanië en Italië in de jaren twintig van vorige eeuw. Ruik hoe het fascisme langzaamaan maar zeker oprukt terwijl de Joden nergens heen kunnen. Ontdek het liederlijke Franse leven na de Eerste Wereldoorlog en ontdek hoe de Sovjets meteen meester worden in de kunst van het onderdrukken. Duik mee in illustere koffiehuizen, variététheaters en nachtbrakerskroegen en vlucht op jouw beurt in zijn twee grote passies: drank en reizen.
Kortom, slenter ruim zeshonderd bladzijden met me mee langs ondertussen mogelijk al lang vergeten achterafkamertjes en dito steegjes in pakweg Wenen, Berlijn, Parijs, Sarajevo en Moskou en ontmoet er de meest kleurrijke types ooit. Snoeshanen allerhande die hij in zijn beroemd geworden krantenreportages onsterfelijk maakte voor eeuwig en minimum drie dagen. Beschaafd en welopgevoed als we zijn. Ongetwijfeld wachtend op weerom een lichting kersverse barbaren. Tot spijt van wie het ons benijdt.

Benny Madalijns
Joseph Roth
Benny Madalijns
fictie
Madalijns is van opleiding Leraar Beeldende Kunsten en doctor in de Archeologie & Kunstwetenschappen. Hij is schrijver van amper te publiceren verhalen over denken & doen, zoals het boek 'Ondanks alles / Malgré tout' (ASP). En schilder & collagist van zo maar wat bedenkingen van geest & gemoed. (Foto: Jean Cosyn - VUB)
_Benny Madalijns -
Meer van Benny Madalijns

_Van zelfde auteur

_Nieuwste recensies

Bekijk alle nieuwe recensies