15 februari 2023
Ik zal alles verdragen, ook mezelf
Dagboeken en brieven, samengesteld door Kristien Hemmerechts en Guido Van Wambeke.
Kristien Hemmerecht, omschreef in een interview in het najaar van 2021, haar terugkeer naar de katholieke kerk alsof ze zich terug in de handen van God voelde. “Nu ik ouder ben, zie ik de meerwaarde van de kerk nog duidelijker dan vroeger”, liet ze op 21 januari 2022 optekenen, in een interview voor Nieuw Wij, een online-platform dat culturen, religies, levensbeschouwingen en de individuele burgers met elkaar wil verbinden.
“Bij Sant’Egidio, de rooms-katholieke geloofsgemeenschap in Antwerpen, voelde ik me voor het eerst opgenomen in een gemeenschap. Het gebed daar is pure vreugde. Er hangt een jubelsfeer,” verduidelijkte ze hongerend. Ze vond het bovendien bijzonder vervelend dat ze als christen gelabeld werd.
Je wordt gereduceerd tot een enkel ding met alle vooroordelen die erbij komen, want labels zijn erg beperkend. Het heeft iets gemakzuchtigs. Herleid worden tot een enkel woord, stemt haar soms best droevig, voegt ze nog gretig aan toe.
Na lezing van het boek Ik zal alles verdragen, ook mezelf, dat ze met Guido Van Wambeke samenstelde uit dagboekfragmenten en briefsnippers van Leopold Flam, kan ik me niet aan de indruk onttrekken dat haar terugkeer in de schoot van de rooms-katholieke kerk op zijn minst inspirerend moet zijn geweest om zoveel empathie en inlevingsvermogen op te brengen voor een filosoof die ze tot voor kort niet eens kende. Een vaak misbegrepen erudiete geest, die filosofeerde zoals filosofie hoort te zijn: een denken dat een vrij denken is. Een, voor geen zeven gaten te vangen wijsgeer, die zij op haar beurt in haar bloemlezing maar al te graag reduceert tot een bordkartonnen snoeshaan.
Heel veel mensen hebben in hun leven weleens een dagboek bijgehouden, zonder daarom de ambitie te koesteren ook daadwerkelijk te gaan schrijven. De meesten van hen zijn daar op tijd als vanzelf mee gestopt. Leopold Flam (1912-1995) is er mee doorgegaan een heel leven lang, in combinatie met het schrijven van filosofische teksten en beschouwingen betreffende onder andere de geschiedenis van de filosofie, het zelfbewustzijn, de erotiek, het libertinisme, het subject en de eenzaamheid, het Christendom en het Jodendom.
Op zichzelf zijn dagboeken en hun inhoud in hun zuiverste vorm niet bestemd voor lezers. Doorgaans proberen ze de lezer zelfs buiten te sluiten. “Een dagboek dat niet geheim is, is geen dagboek”, formuleerde Elias Canetti het ooit onomwonden (in: Dialog mit dem grausamen Partner uit de essaybundel Das Gewissen der Worte). Hij omschreef dagboeken uitdrukkelijk als eindeloos plichtsgetrouwe en vaak wrange gewetensonderzoeken om rekenschap af te leggen tegenover jezelf. Oftewel dialogen met de meest medeogenloze partner: het eigen ik.
Donderdag, 3 oktober 1949
Het voorgaande schrijfboek heb ik verloren. (Of heeft men het ontvreemd?) Men voelt zich zo al beloerd, men durft zo al niet alles te schrijven, nu heeft men de indruk alsof men erop uit is zich meester te maken van hetgeen u het intiemst is: uw eigen gedachten en belevenissen.
Het voorgaande schrijfboek heb ik verloren. (Of heeft men het ontvreemd?) Men voelt zich zo al beloerd, men durft zo al niet alles te schrijven, nu heeft men de indruk alsof men erop uit is zich meester te maken van hetgeen u het intiemst is: uw eigen gedachten en belevenissen.
Zo zijn ook Leopold Flams dagboeken lange aaneenschakelingen van zeer intieme zelfbeoordelingen en zelfverhoren, veeltijds gelardeerd met voorvallen uit zijn dagelijkse leven. Dit zelfonderzoek, deze introspectie, dit bij zichzelf te rade gaan is nietsbetekenend en doet uitermate cosmetisch aan, zonder een welgemeend en ernstig onderzoek naar zijn aantekeningen over wie en wat hij heeft gelezen, over zijn bespiegelingen betreffende tal van existentiële vraagstukken en toenmalige maatschappelijke gebeurtenissen. De rijkdom aan betekenissen die in de dagboekfragmenten vervat zitten zijn, mijns inziens, vergelijkbaar met het oneindig aantal mogelijke interpretaties van het leven zelf. Hoe anders, dan door dit intieme dagboekschrijven, kon hij ontkomen aan de overweldigende wereld die hij voortdurend in zijn hoofd meedroeg?
Woensdag, 25 oktober 1950
Zo mijn dagboek ooit in handen zal komen van een lezer wens ik dat hij zou weten dat ik met ideeën niet goochel en deze ernstig neem, dat voor mij het leven waardeloos is zo de worsteling met de idee er niet is. Zo ik een lezer zou hebben die in deze bladzijden uit snobisme of tijdverdrijf zou bladeren, is heel het opzet van het geschrevene een mislukking.
Zo mijn dagboek ooit in handen zal komen van een lezer wens ik dat hij zou weten dat ik met ideeën niet goochel en deze ernstig neem, dat voor mij het leven waardeloos is zo de worsteling met de idee er niet is. Zo ik een lezer zou hebben die in deze bladzijden uit snobisme of tijdverdrijf zou bladeren, is heel het opzet van het geschrevene een mislukking.
Bij de interpretatie van Flams dagboeken moet wel degelijk rekening gehouden worden met de ontstaanswijze. Veel van wat hij schreef was bedoeld als een zoveelste dans van het eenzame individu met zichzelf. Bij andere gelegenheden gebruikte hij zijn dagboeken om op meer of minder subtiele wijze zijn verlangens kenbaar te maken. Zonder duiding lijkt het wel of Leopold, van kleins af aan, verzeild was geraakt in een vreemd bordspel, zonder dat iemand hem ooit de spelregels had verteld. Alsof hij de spelregels voor het verkeerde spel had meegekregen.
Nuja. De durf die hij steeds opnieuw, met onverminderde hartstocht, aan de dag legde om zijn onafgebroken gevecht met innerlijke demonen naar woorden te vertalen, maakte hem bijzonder kwetsbaar tegenover zijn (vermeende) tegenstanders. Als je dat begrijpt, doorzie je pas tenvolle de verbeelding van zijn vrije denken; de grillige stroom van zijn non-conformistisch bestaan. Dan pas kan je een denker, in de socratische zin, opvoeren die deed wat hij dacht te moeten doen en een grondige hekel had aan conventies.
Hemmerechts en Van Wambeke selecteerden, naar eigen zeggen, uit de ruim twee miljoen woorden die de dagboeken bevatten, een indrukwekkend en onvergetelijk geheel. Maar je kan Leopold Flam gewoonweg niet vatten in 140.000 woorden. Hij verdient onze volle aandacht. Het inspirerende van zijn totale oeuvre staat dan ook in schril contrast met de uit zijn dagboeken losgepeuterde aantekeningen. Ze hebben geen hedendaagse relevantie.
Waarom hecht de doorluchtige schrijfster Hemmerechts dan zoveel belang aan de vroege dagboeken (Zondag 27 december 1925 – Maandag, 30 september 1957) van Flam? Omdat het zijn latere werk zou verhelderen? Om de puurheid van wat genoteerd staat? Omdat ze alsnog geïnteresseerd zou zijn in de ziel van de schrijver? In de door Paulus en Augustinus bedachte christelijke traditie van introspectie: de door een al te barmhartige scribente opnieuw tot leven gewekte exemplarische martelaar, Leopold Flam?
Haar voornoemde opwekking van de lijdende man van woorden, dient denkelijk enkel en alleen de verdere uitbouw van haar eigen verblekende kunstenaarschap. Daarom offerde ze dan maar ‘haar waanwijze weetal’ definitief als persoonlijk lijdensidool.
Neen, van dit soort trivialiteiten kan geen oorspronkelijke schoonheid uitgaan. Dit brengt niets bij aan de ware kracht en wijsheid van Flams inzichten.
Recensenten die Flams dagboeken menen te moeten lezen als een roman van Dostojevski, met een bepaald niet sympathiek maar intrigerend hoofdpersonage, en tegelijk, zonder gevoel van schaamte, verklappen dat het ze niet gelukt is van ook maar één van zijn boeken écht te lezen (want een rommeltje van onbesuisd aan elkaar geregen ideeën van een halve gek) trappen moedwillig een nobele onbekende na en dansen met opzet op zijn graf. Ze doen dit ongegeneerd en ongeboeid. Zonder benen en zonder een greintje respect. Laat staan met een onsje intelligentie. Post mortem, een al te makkelijk slachtoffer weghonen, stuksneren en afzeiken, zonder enig inzicht in zijn wezenlijke denken en doen, is buitengemeen lafhartig en bijzonder gemeen.
Dit soort pennenlikkers plegen geen onschuldig kletspraatje maar regelrechte kwaadsprekerij die het historisch zeldzaam interessante dagboekluik van de in Dossin en Buchenwald opgesloten verzetstrijder Leopold Flam laat verdwijnen in het niets.
Ik besluit deze recensie graag met de beklijvende woorden van Leopold Laarmans, één van de laatste authentieke Flamliefhebbers bij uitstek, in een van zijn laatste columns: “Aan de schrijvers van dit boek heb ik maar één vraag te stellen en ze is heel eenvoudig: Zou jij een soortgelijk fragment van je ouders of je grootouders willen lezen in een publieke publicatie? Om te vertellen wie ze waren? Postuum omdat ze eeuwig moeten zwijgen”.
Laarmans doelt hiermee op het zeer smeuïge, en daardoor voor de samenstellers bijzonder interessant, dagboekfragment van Donderdag, 31 juli 1947. Een gitzwarte en smadelijke overpeinzing die Flam destijds neerschreef over zijn toenmalige relatie (in de ruimste zin van het woord…) met zijn echtgenote. De vrouw waarmee hij tot aan zijn dood samen bleef, nota bene.
Neen, dit boek van Hemmerechts en Van Wambeke is niet zomaar een toeristisch uitje geworden, maar een zoveelste solide zoektocht naar spraakmakende dingen. Als in een koeienvla naar mestkevers. Zoveel grondeloze hulde voor een nobele onbekende, postume erkenning én liefdevolle voorpublicaties in zogeheten kwaliteitskranten, dagbladen en op dito cultuurzenders, dat kon natuurlijk niet goed gaan. Jammer maar helaas.
Zaterdag, 31 januari 1931
Wie mij volgt, die is niet bang dat de mensen hem met de vinger zullen nawijzen, die volgt me omdat ik het ben. Wie met mij leert, die moet in datgene wat hij leert opgaan; de leer moet bij hem vlees en bloed worden, en die mag niet een paar uurtjes per week met me leren…
Wie mij volgt, die is niet bang dat de mensen hem met de vinger zullen nawijzen, die volgt me omdat ik het ben. Wie met mij leert, die moet in datgene wat hij leert opgaan; de leer moet bij hem vlees en bloed worden, en die mag niet een paar uurtjes per week met me leren…
Hier leest u een reactie van samenstellers Kristien Hemmerechts en Guido Van Wambeke, die met enkele representatieve citaten benadrukken dat Flam met zijn dagboekfragmenten wel (ooit) een publiek wilde bereiken.
Meer van Benny Madalijns