4 januari 2022
Wie, wat, woke?
Wie wil weten wat Walter Weyns woke verwijt, leest 'Wie, wat, woke?' In 239 blz. en net geen vijftig korte hoofdstukjes sluit de socioloog en cultuurcriticus Walter Weyns (UA) zich aan bij eerdere publicaties die de woke-cultuur op de korrel nemen. Ik denk aan 'Policor in de polder' (Sebastien Valkenberg), 'Cynical Theories' (Helen Pluckrose & James Lindsay) of 'Jeunesse offensée' (Caroline Fourest) om uit de bij ons meest gelezen talen een boek te vernoemen.
Professor Weyns geeft een beknopte geschiedenis van de nieuwe strijd voor sociale rechtvaardigheid die zichzelf afficheert als woke, dat wil zeggen alert en strijdvaardig. Die strijd begon onder de zwarte slaven van de Verenigde Staten, las ondertussen vlijtig James Baldwin en W.E.B. Du Bois, maar citeert vandaag vooral Imbram X. Kendi, Ta-Nehisi Coates, Kimberlè Crenshaw en Robin DiAngelo. Op wat al die auteurs vertellen wordt niet diep ingegaan en een aantal namen, bijvoorbeeld Derrick Bell, ontbreken. Dat typeert meteen het boek: het gaat niet om een diepgravende studie, veeleer om een kennismaking met de zin en vooral onzin van de woke-beweging die, zo wordt snel duidelijk, meer leeft in de segregerende traditie van Malcolm X, dan in de verbindende van Martin Luther King.
Op Stokely Carmichael en vooral Robin DiAngelo wordt iets dieper ingegaan. Die laatste is de luidste blanke, sorry witte passionara in de woke-literatuur, maar dat gebrek aan kleur maakt ze ruim goed door radicale en rücksichtslose standpunten die voor menig lezer duidelijk maken hoe ver men te ver kan gaan met ogenschijnlijk goede bedoelingen.
Op Stokely Carmichael en vooral Robin DiAngelo wordt iets dieper ingegaan. Die laatste is de luidste blanke, sorry witte passionara in de woke-literatuur, maar dat gebrek aan kleur maakt ze ruim goed door radicale en rücksichtslose standpunten die voor menig lezer duidelijk maken hoe ver men te ver kan gaan met ogenschijnlijk goede bedoelingen.
Woke beperkt zich ondertussen, zo vertelt ons Weyns, al lang niet meer tot de rassenstrijd in de Verenigde Staten, maar is de oceaan overgestoken en ontpopte zich als stokebrand voor elke minderheid die zich verdrukt voelt. De enige voorwaarde waaraan voldaan moet worden om woke te zijn, is dat men de witte man met de vinger kan wijzen. Net als Pascal Bruckner in ‘Un coupable presque parfait’ (2019) ergert Weyns zich blauw aan de eenzijdigheid waarmee alle zonden van Israël op de rug van één zondebok worden geladen. Dat terzijde, want Bruckner wordt nergens vernoemd, al maakt het boek wel een zijstapje naar woke bij de zuiderburen.
Het vertoog van de witte man blijkt volledig samen te vallen met het dominante discours op gelijk welk domein: gender, vrouwenverdrukking, racisme, dierenmishandeling, denigrerend taalgebruik en zelfs wiskunde. Alles is de fout van de witman, ook waar dat moeilijk of niet te lijmen valt met historische of actuele feitelijkheid. En dus moet elk aspect van het dominante discours herzien worden. Enkel de klassenstrijd verdwijnt in de woke-analyse, ook al loopt die door al haar categorieën.
Het vertoog van de witte man blijkt volledig samen te vallen met het dominante discours op gelijk welk domein: gender, vrouwenverdrukking, racisme, dierenmishandeling, denigrerend taalgebruik en zelfs wiskunde. Alles is de fout van de witman, ook waar dat moeilijk of niet te lijmen valt met historische of actuele feitelijkheid. En dus moet elk aspect van het dominante discours herzien worden. Enkel de klassenstrijd verdwijnt in de woke-analyse, ook al loopt die door al haar categorieën.
Woke is blind, zo wordt ons aangetoond, voor al wat niet past in het eigen vertoog. Het waant zich moreel superieur, werkt met twee maten en gewichten en bedient zich van tautologieën waar niets tegen in te brengen valt. Een teken aan de wand is dat humor ver te zoeken valt. Volgens John Cleese bestaat er niet zoiets als een woke joke. Dat telt uiteraard niet, want Cleese is een witte man en de witte man moet vooral zijn mond leren houden. Belangrijk voor die eis was de linguistic turn. De werkelijkheid is sociaal en talig geconstrueerd. Eigenlijk is alle taal performatief, ze maakt werkelijkheid in plaats van ze enkel te benoemen. Judith Butler is een illustratie van hoe (te) ver je hierin kan gaan. De taal die we spreken, praat volgens woke dus op maat van de witte wereld. Daarom moeten we allemaal opnieuw leren spreken in een taal die niet bol staat van racisme, seksisme en talloze andere witte zelfgenoegzaamheid. Net als Weyns denken we dan spontaan aan Bambi Ceuppens die woorden als hut, tamtam en jungle als denigrerend bestempelde, maar het gaat uiteraard over veel meer dan een woordenlijstje. Voor wie dat niet duidelijk is: educate yourself!
Theorie is in de humane en geesteswetenschappen sowieso wat rommelig, maar bij woke is het hek er helemaal af, vertelt Weyns. Doorgaans gaat het om Theory, met een hoofletter, die teruggaat op Marx en Engels om via de Frankfurter Schule en Foucault te belanden in de woke-boeken. Universele kennis moet daarin plaats ruimen voor het particuliere en het subjectieve van de verdrukten. Al de rest is epistemisch onrechtvaardig. Dat geldt zelfs voor wiskunde, want het obstinate, witte abstraheren staat een echte relatie met mensen en dingen in de weg. Voor het toegepaste postmodernisme van woke vallen theorie en activisme samen.
Een Vlaams boek geeft uiteraard wat aandacht aan het eigen koloniale verleden. Opmerkelijk is dat Weyns enerzijds even mee lijkt te lopen met de aanklachten van woke en bijvoorbeeld de tien miljoen doden onder Leopold II van Adam Hochschild overneemt, terwijl dat cijfer betwist wordt (er is immers geen enkele volkstelling geweest in die periode). Anderzijds hekelt de schrijver ook hier de eenzijdigheid van de woke-geschiedenis in het algemeen, precies omdat die niet maalt om feiten. Zijn besluit is in elk geval dat geschiedenis best niet revisionistisch is en meer moet zijn dan een onderzoek à charge tegen de witte man, wat zeker niet wil zeggen dat men niet op zoek mag gaan naar verdonkeremaande feiten die tot herinterpretering nopen. Af en toe heeft woke positief bijgedragen tot de debatten. Weyns is minder rechtlijnig dan zijn studieobject.
Dekoloniseren gaat voor woke echter niet over de periode tussen ’45 en ’60. Niet het verleden maar de toekomst is de inzet. Woman is the nigger of the world, mocht John Lennon nog zingen in ‘72, maar voor woke gaat het over meer dan de zwarte of de vrouw. Dekoloniseren betekent de geesten vrijmaken van de onderdrukkende vooroordelen van de witte man. Wat er in de heerlijke, nieuwe wereld uiteindelijk met de zondebok moet gebeuren, is niet helemaal duidelijk, maar dat doet er ook niet toe.
Dekoloniseren gaat voor woke echter niet over de periode tussen ’45 en ’60. Niet het verleden maar de toekomst is de inzet. Woman is the nigger of the world, mocht John Lennon nog zingen in ‘72, maar voor woke gaat het over meer dan de zwarte of de vrouw. Dekoloniseren betekent de geesten vrijmaken van de onderdrukkende vooroordelen van de witte man. Wat er in de heerlijke, nieuwe wereld uiteindelijk met de zondebok moet gebeuren, is niet helemaal duidelijk, maar dat doet er ook niet toe.
Zeer belangrijk voor de beweging is de meutevorming op de sociale media. De kleinste misstap kan er zwaar aangerekend worden. Kritische en zelfs aarzelende stemmen riskeren niet enkel op het net gecanceld te worden. De reactie kan leiden van een diarree aan verwijten tot daadwerkelijk jobverlies. De liefhebber van Harry Potter verneemt wat J.K. Rowling overkwam. Dus ontstaat er ook een sorrycultuur. Aangeschoten wild doet aan zelfcensuur en gaat plat op de buik.
'Wie, wat, woke?' is voor de geïnteresseerde Vlaamse markt geschreven. Een hoofdstukje met wat woke-weetjes van eigen bodem of de avonturen van pakweg Dalilla Hermans of Sabrine Ingabire had er dus bij gemogen. Gloria Wekker (nomen est omen) passeert wel, maar die zit toch vooral bij de bovenburen. Het verschil tussen woke in de Verenigde Staten en hier had Weyns wat uitgewerkt kunnen hebben, maar dat kan je hem misschien niet verwijten, want dat doet woke evenmin. Toch lijkt het soms alsof ook hij dollars bovenhaalt en dan klopt de afrekening niet.
Het boek is wel met een goede pen geschreven. Weyns gebruikt een heldere, ironiserende taal die prettig om lezen is. Hij schrijft korte zinnen die evenwel nooit op gehakt stro lijken en de lezer moeiteloos langs zijn verhaal leiden. 'Wie, wat, woke?' is voor zover ik weet het eerste kritische woke-boek in Vlaanderen, maar het vult geen groot gat in de markt. Nieuwe inzichten staan er niet in en voor wie echt meer wil weten en in andere talen leest, is er beter op de markt. Richard Delgado en Jean Stefancic schreven samen een degelijk overzicht van de 'Critical Race Theory'. Hun werk geeft de lezer een sympathiserend overzicht van het woke-denken. 'Cynical Theories' (zie supra) schiet daar van verschillende kanten gaten in en is m.i. tot nader order het beste contra-boek. Dat neemt niet weg dat de auteur een vlotte kennismaking heeft neergepend die de lezer kan wakker maken voor een snelgroeiende sociale trend die ondanks manifeste gebreken te weinig tegenwind krijgt in de media.
Nick De Clippel
Nick De Clippel
Dit boek werd eveneens gerecenseerd door Fons Mariën https://humanistischverbond.be/kritisch-lezen/579/wie-wat-woke/
Meer van Nick De Clippel