13 april 2021
COVID, religieus en seculier humanisme
Ik heb lang gedacht dat het onmogelijk was en niet kon bestaan. Religieus humanisme leek me immers geruime tijd een 'contradictio in terminis'. Onmogelijk dus. Meer nog, het maakte me zelfs kwaad wanneer ik hoorde dat iemand die gelovig was toch 'humanist' werd genoemd. Simpelweg omdat de mens centraal staat in het humanisme dat ik ken, 'aanhang' en zelfs onderschrijf. Dit in tegenstelling tot religies die het hebben over één of meerdere goden. Bovennatuurlijke en paranormale krachten die belangrijker zijn dan de mens en er dus zelfs boven staan.
Vaak zeg en schrijf ik – en dus ook op de site van het Humanistisch Verbond! – dat ik een domme jongen ben. Het is iets dat ik niet zomaar denk trouwens, maar waar ik echt van overtuigd ben en weer wordt bevestigd. Telkens ik haar zie en spreek, bevestigt ze immers dat ik fout was en verkeerd was. Ik leg uit, want ik besef dat dit bijzonder vreemd moet overkomen:
Hoewel ik er bijna een jaar lang in geslaagd ben niemand in mijn buurt toe te laten omdat ze me wel eens zouden kunnen besmetten met het fameuze coronavirus, voel ik me al enkele dagen ellendig wanneer ik de huisarts toch contacteer. Hij onderzoekt en test me. De volgende dag krijg ik te horen dat het een positieve test was. De dokter verwittigt me telefonisch en zegt er ook bij dat ik zal opgepikt worden door de ambulance om opgenomen te worden in het ziekenhuis. Hij vindt immers (terecht) dat ik niet alleen thuis kan blijven. Voortaan ben ik immers niet alleen in het bezit en drager van een door MS geteisterd lijf, maar ook ernstig postief coronapatiënt. Voor mezelf zorgen zou niet echt kunnen, vindt hij, en hij heeft gelijk. Het gaat trouwens om dezelfde arts die me 48 jaar geleden op deze wereld bracht. Is hij dan niet verantwoordelijk voor me voor de rest van zijn leven? Bovendien is hij een zeer menselijke mens.
Op de COVID-afdeling zie ik af en toe wel eens een dokter of verplegend personeel, maar herken ik niemand. Niet omdat het virus mijn ogen zou aangetast hebben maar wel omwille van het beschermend kledij, de maskers en gezichtsschermen. Ik communiceer voortaan enkel met ogen en blikken. Mensen zie ik niet meer. Ik voel echter des te meer hun vriendelijkheid, bezorgdheid en empathie. Het zijn dus mensen, zeker! Het coronavirus tracht misschien wel te ontmenselijken, maar slaagt daar dus helemaal niet in!
Na enkele dagen werd het duidelijk dat ik een vrij milde vorm had: mijn luchtwegen waren amper aangetast en nooit moest ik beademd worden. Meer nog, ik heb nooit veel moeten hoesten en enkel mijn neus leek soms verstopt. Maar ook dat viel eigenlijk mee. Nochtans zeggen artsen me dat ik ernstig ziek zou geweest zijn. Meer nog, ik mocht in geen geval m'n kamer verlaten, want ik moet enorm besmettelijk geweest zijn. Ik had dus wel een superverspreider geweest kunnen zijn als ik me niet zou gehouden hebben aan de opgelegde, verplichte en extreem saaie quarantaine.
De hele tijd zit en lig ik op bed, slaap ik veel en voel ik me constant uitgeput. Opeens klopt er iemand op mijn deur. Weer een engeltje, denk ik eerst. Geloven in fictieve scheppingen van een even fictief opperwezen doe ik trouwens niet, maar als er zoiets zou bestaan als engelen, dan zijn het gereïncarneerde artsen en verpleegkundig personeel. Ja, daar ben ik zeker van!
Ze stelt zich voor als iemand van een of andere ondersteuningsdienst. Heel erg vaag en best onduidelijk, maar daar trek ik me niets van aan. Het klikt immers meteen. We praten en lachen, soms over honden, jeugdhuizen, scholen en feestjes, om dan weer meer existentiële thema's aan te snijden of te bespreken. Ondertussen weet ik dat de jonge vrouw werkt voor de pastorale dienst.
We spreken elkaar sinds die eerste keer wel regelmatig. Vaak zeveren we over minder serieuze dingen, maar gesprekken over bijvoorbeeld euthanasie hebben we ook. Ze vertelt me daarbij dat ze zelf gelovig en christelijk/katholiek is, maar wel begrip heeft voor mensen die geen andere uitweg meer zien. Bovendien helpt ze die mensen door met hen te praten, hen te steunen en hen een gevoel van vertrouwen te geven, en dat als mens die evenwaardig is. Dat allemaal vanuit haar geloof, terwijl ik vroeger altijd dacht dat je enkel – of vooral – kon uitgaan van de rede. Dus voortaan versta en begrijp ik religieus humanisme en kan het (voor mij) bestaan naast het seculiere humanisme dat ik al langer ken. Dat denk ik toch.
Haar zus (of was het eerder een tante, nicht of nog ander familielid?) is trouwens moreel consulent bij deMens.nu, koepelorganisatie van vrijzinnig humanistische verenigingen. Ik hou wel van zo'n bizarre toestanden. Ze mag me dus bezoekjes blijven brengen, die van de pastorale dienst! Me bekeren zou haar echter nooit lukken, maar dat is haar bedoeling niet, zei ze me al lachend. En u?
Meer van Adil Fraihi